Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

LEVENSDUUR

betekenis & definitie

de gemiddelde leeftijd van organische wezens, is naar soort en geslacht zeer verschillend. De levensduur van dieren varieert tussen ver uit elkaar gelegen grenzen.

Men heeft getracht een wetmatigheid vast te stellen tussen de levensduur en de tijd, nodig voor het bereiken van de volle lichamelijke ontwikkeling of van de geslachtelijke rijpheid. Volgens Flourens is de levensduur gelijk aan vijfmaal de groeitijd. Kleine dieren hebben een korte levensduur, bijv. insecten; voor de olifant wordt opgegeven, dat hij een leeftijd van 150-200 jaar kan bereiken. De maximale levensduur bedraagt voor het konijn 5-7 jaar, voor de kat 9-10 jaar, voor de hond 10-12 jaar, voor paard en ezel 40-50 jaar, voor schaap en geit 10-15 jaar, voor runderen 20-30 jaar. Vogels bereiken een opvallend hoge leeftijd: hoenders 15-20, duiven 30 en zelfs 40-50, uilen 60-70, papegaaien meer dan 100 jaar. In sommige gevallen echter kunnen enkele der genoemde dieren een belangrijk hogere leeftijd bereiken: katten bijv. kunnen 12-15 jaar en zelfs 18-22 jaar oud worden. Er wordt zelfs melding gemaakt van een kat, die 38 jaar werd. Van honden worden leeftijden vermeld van 20, 24, 26, 30 en zelfs 34 jaar. Rubner heeft een verband gelegd tussen de levensduur en het energieverbruik; dieren, waarbij het energieverbruik klein is, zouden een lang leven hebben. Bij de amphibieën, reptielen en vissen is de levensduur inderdaad lang: schildpadden, snoeken en karpers kunnen 100-300 jaar oud worden. Met Rubner’s mening is evenwel de lange levensduur bij de vogels geheel in tegenspraak. Van de eencellige dieren, die door deling tot nieuwe individuen worden, is de levensduur feitelijk onbeperkt. Dit is eveneens het geval met de geslachtscellen. Ontwikkelt zich hieruit een nieuw individu, dan wordt een, weliswaar gering, deel van de materie van de geslachtscel tot nieuwe geslachtscel, die voortleeft, terwijl het individu te gronde gaat.De gemiddelde levensduur van de mens, d.i. de leeftijd, die de op een bepaald tijdstip geborenen gemiddeld bereiken, was in Nederland ca 1900, voor mannen 43,5 jaar, voor vrouwen 45 jaar. Thans rekent men in Nederland de gemiddelde levensduur (of levensverwachting) van mannen op ruim 65 jaar, die van vrouwen op ruim 66 jaar.

Lit.: E. Korschclt, Lebensdauer, Altera und Tod, 2. Aufl. (Jena 1922).

< >