Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

LEVENSFILOSOFIE

betekenis & definitie

is een in de Duitse filosofie gebruikelijke, ietwat vage term voor een verscheidenheid van denkwijzen, die in het „leven” de grond van alle werkelijkheid — de geestelijke inbegrepen — zien. Gemeenschappelijk is de voorrang van „leven” tegenover „denken, geest en normen”.

Reeds de Renaissance was voor een belangrijk deel een levensfilosofische reactie op de in intellectualisme verstarde scholastiek. In de Germaanse mystiek tekent zich duidelijk een element van een alle onderscheidingen opheffende drang af, die in de filosofie van Hegel („het leven van het begrip”) haar hoogste volheid zou bereiken.De evolutieleer enerzijds en het eveneens in de 19de eeuw opgekomen geesteswetenschappelijk historisme (Dilthey) voeden de gedachte, dat het „leven” de bron van alle geestelijke waarden en het alpha en omega van alle zijn is.

Schopenhauer’s leer van de blinde levenswil, die alles voortbrengt en beweegt en Nietzsche’s „wil tot macht” behoren tot deze atmosfeer. Bij laatstgenoemde worden meedogenloosheid en wreedheid verheerlijkt als echte trekken van de levensstrijd en de Christelijke deugden van mede-

lijden en liefde verworpen. De opvatting, dat de vergeestelijking die Christendom en Humanisme voorstaan ontwrichtend werkt, vindt men bij Ludwig Klages. Hoewel het antirationalisme overwegend op Duitse bodem bloeit, moet ook Bergson’s filosofie tot deze stroming gerekend worden. Bij hem is echter de levensstuwing geen noodlot, maar scheppend élan, waaruit ook het geestelijke voortkomt, dat dienstig is aan de verheffing van het Leven.

In zeer ruime zin genomen, waren reeds de ethische scholen der Grieken (inzonderheid de Stoa) een levensfilosofie en is ook het hedendaags existentialisme dit. Evenwel wordt in deze stromingen het menselijk bestaan opgevat als een geestelijke worsteling om een levenszin te vinden of zelf voort te brengen. In het hieronder genoemde boek van Rickert wordt het primaat van het leven vanuit het idealisme afgewezen. Ook het marxisme noemt Rickert een „levensfilosofie”.

PROF. DR H. j. POS

Lit.: H. Bergson, L’évolution créatrice en Les deux sources de la morale et de la Religion; L. Klages, Der Geist als Widersacher der Seele (1929); Fr. Nietzsche, Also sprach Zarathustra; H. Rickert, Die Philosophie des Lebens (Tübingen 1920); A. Schweitzer, Kultur und Ethik, Kulturphilosophie, 2de dl (München 1926); G. Simmel, Lebensanschauung, Vier metaphysische Kapitel (1918).

< >