burggraaf, Nederlands staatsman (Kasteel Dottignies, West-Vlaanderen, i Mrt 1780 Kasteel Oostmalle, Prov. Antwerpen, 31 Mei 1849), werd na in de Nederlanden onderscheidene functies te hebben bekleed (ig Sept. 1815 lid van de 2de Kamer voor West-Vlaanderen; zittingjaren 1818/19 en 1819/’20 voorzitter van de 2de Kamer; daarna gouverneur van de prov.
Antwerpen; 1823-1828 gouverneur van de prov. Zuid-Brabant), bij K.B. 10 Aug. 1825 benoemd tot commissaris-generaal in Ned. Oost-Indië, met opdracht om in samenwerking met de Lt. G.G.
Legercommandant H. Merkus de Koek, de door G. A. G.
Ph. van der Capellen achtergelaten boedel van Indië te regelen. 4 Febr. 1826 aanvaardde Du Bus te Batavia zijn taak. Onder zijn bestuur werd de landbouw in het algemeen bevorderd. De door hem ingestelde commissies legden zich toe op de invoering en verbetering van nieuwe gewassen (thee, katoen, cochenille); de indigocultuur kwam in betere conditie; de suikerproductie nam belangrijk toe. Reeds het volgend jaar (1 Mei 1827) kon Du Bus het door zijn secretaris, mr W. van Hogendorp, opgestelde „Kolonisatie-rapport” de koning toezenden.
Na aandachtige bestudering rapporteerde de minister van Koloniën, Elout, dat het Rapport zijn goedkeuring wegdroeg.Ook op de andere vertrouwelijke voorschriften, vastgesteld bij K.B. 13 Sept. 1825, no 79, en Du Bus als instructie medegegeven, richtte hij zijn aandacht. Op 30 Aug. 1827 (Ind. Stsbl. no 89) werd reeds een door de Commissie Blom, Goldman en Reynst opgesteld nieuw Regerings-Reglement van kracht, ter vervanging van dat van 1818, dat nimmer was ingevoerd. Dit R.R. werd alsnog door de koning goedgekeurd bij Besluit van 16 Mei 1829, no 6.
In de loop van 1827 werd de hervorming van het muntstelsel ter hand genomen, bekroond door de oprichting bij besluit van 11 Dec. 1827 van de Javasche Bank. Van principieel belang was het besluit van 17 Mei 1827, waarbij Du Bus de bekende verordening van Van der Capellen tot vernietiging van de landverhuurcontracten in de Vorstenlanden introk. De huurders kregen, voor zover zulks op dat ogenblik nog mogelijk was, hun vroegere landen terug. Ook werd ingetrokken het besluit, waarbij het aan Europeanen verboden was, zich zonder schriftelijke vergunning in de Preanger op te houden.
Du Bus slaagde er in, het bedrag der jaarlijkse Gouvernementsuitgaven sterk te verminderen, volgens de regels vervat in K.B. 5 Apr. 1825. Het onverwachte uitbreken van de Javaoorlog (Juli 1825 - Febr. 1830) deed echter alle bezuinigingen te niet. Tijdens zijn generalaat bleef de rust in de Padangse Benedenlanden gehandhaafd, in tegenstelling met de Padangse Bovenlanden, waar de Padri’s het de militaire macht lastig maakten. De Java-oorlog sloot noodgedwongen alle actie tegen hen uit.
In West-Borneo moest een der sultans worden getuchtigd, evenzo de sultan van Tanette op Zuid-Celebes (1826). Du Bus zond in 1828 de Triton naar Nieuw-Guinea, waar aan de Tritonbaai het fort Du Bus werd gesticht. 24 Aug. 1828 maakte een resolutie bekend, dat westelijk Nieuw-Guinee tot aan de 141° O.L. Nederlands bezit was. In zake de status van Nieuw-Guinee in het nieuwe staatkundige verband van Indonesië was in 1948 nog geen definitief besluit gevallen.
Inmiddels had de koning Du Bus benoemd tot minister van Staat, nadat hij eervolle ontheffing had verkregen uit het gouverneursambt (9 Mei 1828).
In 1829 verklaarde Du Bus Tandjong Pinang op Riouw tot vrijhaven, als tegenhanger van de in 1818 door Raffles gestichte vrijhaven Singapore.
Het was Du Bus niet gegeven de voorstellen, neergelegd in het Kolonisatie-rapport, in practijk te brengen. J. van den Bosch, de zo juist uit Ned. West-Indië teruggekeerde hervormer, toonde aan dat zij practisch onuitvoerbaar waren en werd als zijn opvolger aangewezen met opdracht het Cultuurstelsel in te voeren. Deze nam 16 Jan. 1830 het bewind over.
PROF. DR C. GERRETSON
Lit.: H. v. d. Wijck, De Ned. O.I. bezittingen onder het bestuur van den Komra. Gen.
Du Bus de Ghisignies (’s-Gravenhage 1866); M. A. v. Rhede v. d. Kloot, De Gs-G. en Commissarissen Generaal van Ned.-Indië (’s-Gravenhage 1891); W.
Ph. Coolhaas, Het Regerings-Reglement van 1827 (Utrecht 1936); W. A. Knibbe, De Vestiging der Monarchie (Utrecht 1935).