Westvlaams dichter (Beveren bij Kortrijk 27 Sept. 1826 - Poperinge 25 Aug. 1885), was priester, leraar te Brugge, pastoor te Ruiselede, laatstelijk pastoor-deken te Poperinge. Hij is één van de figuren van het Westvlaams particularisme*, schreef Gedichten (1873), werkte mede aan Rond den Heerd en aan de Handelingen der gilde van St.
Luitgaarde te Brugge en heeft zich vooral als taalkundige naam verworven door zijn Westvlaamsch Idioticon (Brugge 1870-1873; 2de dr. door J. Samyn, Gent 1892) en een posthuum Kruidwoordenboek, bewerkt en bezorgd door J. Samyn (Gent 1888).DR R. F. LISSENS
Lit.: Hugo Verriest, Twintig Vlaamsche Koppen (igoi).