Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Jean CHAPELAIN

betekenis & definitie

Frans dichter (Parijs 4 Dec. 1595 - 22 Febr. 1674), studeerde in de medicijnen, legde zich vooral toe op de Oude en Nieuwe talen en vestigde door zijn voorrede voor de Adone van Marini de aandacht van Richelieu op zich. Mede door zijn Lettre sur l’Art dramatique (1630) werd de regel der drie eenheden (plaats, tijd en handeling) een vrijwel bindend voorschrift voor het treurspel.

Als lid van de Académie Française, waarvan hij het werkplan opmaakte, stelde hij op aandringen van Richelieu de Sentiments de l’Académie sur Ie Cid op (1638). Hij was een geregeld bezoeker van het Hotel de Rambouillet (z Précieuses) en later van de salon van Mlle de Scudéry. De bijval, die zijn sonnetten en madrigalen vonden, spoorden hem aan, om de geschiedenis der Maagd van Orléans in een heldendicht te bezingen. De hertog de Longueville koesterde daarvan grote verwachtingen en verleende hem een jaargeld; eerst na verloop van 20 jaar verschenen de eerste 12 zangen van la Pucelle d’Orléans, dat uit 24 zangen zou bestaan (1656).

Vervolgens kwam er tot tweemaal toe een drietal zangen. Het gehele handschrift bevindt zich in de Nationale Bibliotheek. De nieuwsgierigheid van het publiek was zo groot, dat er in 11 jaar 6 uitgaven van de pers kwamen. Ook werd het door de vrienden van de hertog geprezen, maar het bezweek onder het oordeel van Boileau.

Zijn brieven zijn gepubliceerd door Tamizey de Larroque: Lettres de Chapelain (2 dln, 1880-1883).DR G. G. ELLERBROEK

Bibl.: La Pucelle (de eerste 12 zangen) 1656; 3de dr. 1657; herdr. 1892. De laatste 12 zijn herdr. door H. Herluison (1882) Gh. vertaalde Guzman d’Alfarache van de Spanjaard Aleman (1619-1620). De la lecture des vieux Romans (tweespraak; gepubl. d.

Feillet, 1870); Lettres de Ch. gep. d. Tamizey de Larroque (1880-1883). Verschillende kleinere werkjes samen zijn gepubl. als Opuscules critiques door A. G.

Hunter (Paris 1936).

Lit.: Abbé Fabre, Les ennemis de Gh. (2 dln, 1899); H. Moulin, Chapelain, Huet, Ménage et l’Académie de Caen (1882) ; A. Mühlan, J. Ch. (Leipzig 1893); A.

Bernhard, Die Parodie ,»Chapelain décoiffé” (Naumburg 1910); G. Collas, Un poète protecteur des Lettres au XVIIe siècle: J. Ch. (Paris 1911); J. Wiley, Ch., The oracle of Aristote, in: Studies in philology, XXXVIII (1941).

< >