eigenlijk John Startutt, Nederlands dichter (Amsterdam 1593 Hongarije medio Sept. 1626), zoon van een wever uit Londen, die behoorde tot een in 1593 naar Amsterdam uitgeweken groep Brownisten (z R. Browne).
In 1614 had hij zich als boekverkoper te Leeuwarden gevestigd, waar hij een rederijkerskamer met de zinspreuk „Och, mocht het rijsen” oprichtte. Daarvoor schreef hij 2 tragicomedies en een zangspel. In zijn eerste tragicomedie, getiteld Timbre de Cardone en Fenice van Messine (1618), komt als tussenspel De vermaecklijke sotteclucht van een Advocaat en een Boer op ’t plat Friesch voor, in zijn tweed<i>e,Dara'ide (uitgegeven in 1621), De clucht van Jan Soetekau. In 1620 liet Starter zich te Franeker als student in de rechten inschrijven, doch vertrok vervolgens, terwijl zijn gezin te Franeker achterbleef, naar Amsterdam, waar hij van zijn pen trachtte te leven. Hier gaf hij in 1621 uit De Friesche Lusthof, bevattende verschillende bruiloftsliederen, lyrische en erotische liederen en kluchten, naast vertalingen van populaire Engelse liederen. In zijn beste werk komt Starter Bredero zeer nabij, van wie hij het Spel Angeniet voltooide. Na 1621 leefde hij nog enige jaren als brooddichter in Nederland, tot hij in 1625 met Ernst graaf van Mansfeld meetrok als courantier en historieschrijver naar Duitsland; hij stierf spoedig op een van diens krijgstochten.
Lit.: H. E. Moltzer, Starler’s tooneelspelen (in Studiën en Schetsen, Haarlem 1881); M. M. Kleerkooper, Bibliogr. van Starter’s werken (Den Haag 1911); G. Schreiner, Jan Jansz. St. (De Gids 1936); J. H. Brouwer, J. J. St. (Assen 1939).