(bij huisdieren). De inwendige geneeskunde der dieren behandelt de ziekten die het gevolg zijn van afwijkingen of functiestoornissen der inwendige organen.
Zij kunnen veroorzaakt worden door een infectie met bacteriën of vira, door een parasieteninvasie, maar ook door vele andere invloeden (chemische, thermische, toxische enz.).Voor het stellen van de diagnose gebruikt men de klinische onderzoekmethoden en een anamnese, het voorbericht, waaruit we vernemen wat de eigenaar aan zijn ziek dier voor abnormaals heeft opgemerkt. Subjectieve verschijnselen als pijnen, moeheid enz. moge het zieke dier ons niet kunnen openbaren; worden ze erger dan worden deze subjectieve symptomen ons duidelijk door objectieve d.w.z. door ons waar te nemen verschijnselen zoals bewegingsstoornissen. Boven de mensenarts heeft de dierenarts het voordeel niet misleid te kunnen worden door onjuiste of ingebeelde klachten. Gelijk de medicus maakt hij gebruik van de physische diagnostiek: thermometrie, percussie (bekloppen), auscultatie (beluisteren), inspectie, inwendige palpatie; van de chemische diagnostiek: onderzoek van urine, faeces, bloed; en van de microscopische diagnostiek.
De normale lichaamstemperatuur is bij de grote huisdieren verschillend. Het meest constant is ze bij het paard, waar de ochtend- en avondtemperatuur niet hoger mogen zijn dan resp. 37,4 en 38 gr. C. Bij het rund varieert ze van 38-39,5 gr. G., evenals bij het schaap en de geit. De temperatuur wordt bij herkauwers veel meer dan bij de mens en het paard beïnvloed door de temperatuur der omgeving.
Bij zeer warm weer kan zij boven de 40 gr. C. komen bij een volkomen gezond dier. Meestal duidt koorts, die tot 42 gr. C. kan stijgen, op een infectieziekte. Ook vergiftiging of auto-intoxicatie kan de temperatuur doen stijgen.
De auscultatie is een belangrijke onderzoekmethode voor het constateren van hart- en longaandoeningen. De percussie is van minder betekenis, vanwege de dikkere borstwand bij paard en rund. Belangrijke afwijkingen van de ademhalingsorganen zijn o.a. cornage, borstziekte en dampigheid. Verschillende vormen van longontsteking komen bij het rund voor, die primair of secundair door bacteriën of ook wel parasieten (longwormziekte) worden veroorzaakt. Door physisch onderzoek kan men wel de longaandoening constateren maar niet de oorzaak er van; deze spoort men op door microscopisch onderzoek van het sputum (o.a. bij tuberculose).
Bij het paard komen vrijwel dezelfde hartaandoeningen als bij de mens voor. Deze spelen in de practijk een grote rol daar bij geen enkel dier zoveel van het hart geëist wordt als bij het paard. De diagnostiek geschiedt door auscultatie, percussie en het opnemen van een electrocardiogram. De normale polsfrequentie is bij het paard laag, nl. 32-36 per minuut, bij het rund gemiddeld 64, geit en schaap 90. Stoornissen van het zenuwgeleidingsapparaat in de hartspier, ontsteking van de hartspier kunnen leiden tot een zeer onregelmatige hartswerking. Vermoeidheid en kortademigheid bij het werken kunnen op een hartaandoening wijzen.
Langdurige rust en medicamenteuze behandeling kunnen bij sommige hartziekten genezing brengen. Bij het rund komt een ontsteking van de hartkleppen (endocarditis) en hartzakje (pericarditis) voor, die bij veehouders bekend is als „scherp”, omdat de oorzaak ligt in het doorslikken van een of ander scherp voorwerp bij het opnemen van voedsel. Een dergelijk voorwerp kan de maagwand perforeren en doordringen in het middenrif en hartzakje. Het gevolg is een etterige ontsteking met ophoping van liters etter om het hart. De afvoer van het veneuze bloed wordt daardoor bemoeilijkt, waardoor zuchtige zwellingen aan de voorborst, tussen de kaken enz. ontstaan. De prognose is ongunstig, de dierenarts kan slechts het hartzakje ontledigen, waardoor het vlees geschikt blijft voor de consumptie. Deze hartaandoening gaat gepaard met digestiestoornissen ten gevolge van de perforatie van de maagwand, waardoor buikvliesontsteking ontstaat.
Er komen behalve maagaandoeningen talrijke darmaandoeningen voor bij het rund, die veroorzaakt worden door voedingsfouten, bacteriën, parasieten en vergiftigingen. Een zeer belangrijke paardenziekte is de koliek. Stofwisselingsziekten die bij grote huisdieren practische betekenis hebben zijn: acetonurie, kopziekte of grastetanie, ziekten van het beenderstelsel, lendenberoerte of Maandagsziekte en kalfziekte. De suikerziekte of diabetes komt bij de huisdieren zelden voor. Acetonurie is een ziekte die bij het rund meestal 1-3 weken na de geboorte van het kalf voorkomt, zich uit in een verminderde eetlust, daling van de melkgift, opvallende vermagering, sufheid, lichte krampen en soms excitatie. In urine, bloed en melk vindt men veel acetonlichamen, die wijzen op onvolledige verbranding der vetten, gevolg van onvoldoende koolhydraatverbranding, die waarschijnlijk terug te voeren is tot een leverstoornis.
Het bloedsuikergehalte, bij diabetes juist verhoogd, is bij acetonurie verminderd. Bij het schaap treedt de acetonurie op vóór de partus. Acetonurie komt ook voor bij schapen in goede conditie die tenminste twee lammeren dragen wanneer de voeding vóór de partus in ongunstige zin wordt gewijzigd. De hoeveelheid aceton in de urine kan 14 g bedragen. Indien het schaap spoedig haar jongen ter wereld brengt, treedt als regel snel herstel in. Zo niet, dan is de prognose ongunstig. Behandeling bestaat in het inspuiten van grote hoeveelheden glucose-oplossing.
De ziekten van het beenderstelsel zoals rhachitis en beenbreekziekte (osteomalacie) zijn van minder practische betekenis geworden sinds we weten hoe we ze kunnen voorkomen. Rhachitis komt voor bij jonge, osteomalacie bij volwassen dieren, waarbij het normale been ontkalkt wordt, terwijl bij rhachitis van den beginne af onvoldoende verkalking is. De oorzaak is een tekort aan kalk, phosphor of een verkeerde verhouding tussen deze stoffen in het voedsel. De verschijnselen zijn in wezen dezelfde als bij de mens. Beenbreekziekte komt het meest voor bij de geit, ook wel bij runderen, die op zure weilanden lopen. Bij de geit ligt de oorzaak in eenzijdige voeding met aardappels en voortdurend verblijf op stal.
Evenals bij de mens is het bloedonderzoek van grote betekenis in de inwendige diergeneeskunde, niet alleen voor de diagnose van verschillende bloedziekten, maar ook voor tal van andere ziekten. Want het bloed reageert onmiddellijk op iedere verandering in het organisme. Bij ieder ontstekingsproces bijv. wordt het aantal witte bloedcellen verhoogd en verandert de verhouding der verschillende witte bloedcellen. Daalt omgekeerd het aantal, dan is dit een ongunstig teken, want de bloedvormende organen leveren hiermede het bewijs, niet meer op de prikkels, door de ziekte verwekt, te kunnen reageren.
Ook bij sommige vergiftigingen kan het aantal sterk dalen. Men moet natuurlijk eerst de normale samenstelling van het bloed kennen, want deze is voor iedere diersoort verschillend, zowel wat betreft de aantallen rode en witte bloedcellen als de verhouding der verschillende witte bloedcellen. Ter vergelijking: aantal rode bloedcellen (R) bij de mens 4-4½ millioen per mm3, paard 8-9, rund 6-7, schaap 6-8, geit 13-18 millioen. Witte bloedcellen (W) bij mens: ca 6000, paard 8-10 000, rund 6-8000, geit en schaap 10-12 000. Dan heeft men verder nog rekening te houden met de leeftijd en de sekse van het dier.
Van de bloedziekten is de anaemie of bloedarmoede wel de voornaamste; bij dieren is anaemie meestal het gevolg ener andere ziekte (secundair).
Vaak zijn parasieten de oorzaak ener anaemie (leverbotten) of acuut en chronisch bloedverlies (verwondingen), of een tekort aan een of andere stof in het voedsel (deficiëntie), of is er een vergiftiging in het spel.
Men herkent de anaemie aan de bleke slijmvliezen, de bonzende frequente hartslag, de snel optredende vermoeidheid, maar vooral aan het lage aantal rode bloedcellen, de verlaging van het bloedkleurstofgehalte, de afwijkende rode bloedcellen in het beenmerg, dat de rode bloedcellen moet leveren.
Sterke voeding, rust en medicamenten (ijzerpraeparaten) kunnen een niet al te ver voortgeschreden anaemie genezen. Natuurlijk moet in de eerste plaats getracht worden de oorzaak te bestrijden. Van bloedtransfusies maakt men ook bij de grote huisdieren gebruik (5 l bij een paard of rund).
Interessant zijn de deficiëntieziekten, die het gevolg zijn van een tekort aan een bepaalde stof, die in geringe hoeveelheid absoluut nodig is voor het normaal verloop van de levensfuncties. Koperen cobaltgebrek komen in Nederland op bepaalde gronden vrij veel voor. Gevolgen van kopertekort zijn bij het rund: anaemie, likzucht, diarrhee, vermagering en ten slotte de dood. Zeer geringe hoeveelheden koper brengen genezing (z verder ook heelkunde).
PROF. DR J. A. BEYERS
Lit.: Hutyra, Marek and Manninger, Special Pathology and Therapeutics of the Diseases of Domestic Animals (41938).