of motiliteitsstoornissen zijn stoornissen in de verrichtingen der spieren ten gevolge van ziektetoestanden in het zenuwstelsel. Enerzijds kan daardoor de spierfunctie onmogelijk zijn, dan spreekt men van een verlamming; anderzijds kan er een overmaat aan beweging zijn, dan spreekt men van onwillekeurige bewegingen.
A. Verlammingen
Hierbij onderscheidt men, al naar de ernst van de bewegingsstoornis, de paralyse — waarbij in het geheel geen beweging mogelijk is — en de parese waarbij de spier gedeeltelijk is verlamd. Wanneer de zenuwcellen in de voorhoorn van het ruggemerg of haar uitlopers, die de bewegingszenuw vormen, zijn beschadigd, spreekt men van een perifere verlamming. Dit in tegenstelling tot de zgn. centrale verlamming, die wordt veroorzaakt door een onderbreking van de pyramidebaan die de cellen in de hersenschors verbindt met de voorhoorncellen van het ruggemerg.
De perifere verlamming is een slappe verlamming. Een arm of been met zodanige bewegingsstoornis wordt atrophisch (amyotrophie) en hangt er bij als de arm van een ledepop (membre de polichinelle). Een typisch voorbeeld van een slappe verlamming geeft de poliomyelitis anterior acuta of epidemische kinderverlamming te zien en voorts al die verlammingen die het gevolg zijn van een kwetsuur der perifere zenuwen.
De centrale verlamming is een stijve, of spastische verlamming. De spieren zijn hierbij voortdurend gespannen, waardoor de betreffende ledematen ook passief zeer moeilijk kunnen worden bewogen. Wanneer dit type verlamming het been treft, wordt het been een stijve, gestrekte stelt, die bij het lopen met een buitenwaartse zwaai naar voren wordt geplaatst (circumductie). De spastisch verlamde arm daarentegen komt in krampachtige buigstand, hij wordt gehouden als de vlerk van een vogel. Een kenmerkend voorbeeld van een spastische verlamming is de halfzijdige verlamming (hemiplegie) die zo menigmaal ontstaat door een hersenbloeding (apoplexie) of na een hersenbeschadiging in de vroege kindsheid (hemiplegia spastica infantilis = stijve kinderverlamming).
B. Onwillekeurige bewegingen
of hyperkinesieën ontstaan bij beschadiging van de zgn. extrapyramidale kerngebieden in de hersenen. Deze onwillekeurige bewegingen komen slechts in wakende toestand voor; zodra de patiënt in slaap valt ligt hij volkomen rustig.
Naar de aard der hyperkinesieën onderscheidt men:
1. Choreatische bewegingen. De patiënt maakt hierbij voortdurend onwillekeurige en steeds wisselende bewegingen met vingers, handen, voeten en gelaat, veelal ook bruuske bewegingen met romp en schouders, die kunnen doen denken aan verlegenheidsbewegingen.
Vooral bij de St Vitusdans of chorea minor, een vrij veel voorkomende kinderziekte, ziet men deze bewegingen in velerlei variatie.
2. Athetotische bewegingen
De athetose onderscheidt zich van de chorea doordat de bewegingen hierbij zeer eenvormig zijn terwijl zij zich vnl. voordoen aan de vingers en tenen. Deze worden voortdurend in een rhythmische draaibeweging achter elkaar aan bewogen waarbij de vingers sterk gestrekt, veelal zelfs overstrekt zijn. Athetotische bewegingen zijn meestal het gevolg van aangeboren afwijkingen of ontwikkelingsstoornissen der hersenen.
3. Ballisme
Hierbij wordt een arm voortdurend op dezelfde wijze met een plotselinge beweging weggegooid van de schouder uit.
4. Torsiespasmus
waarbij de gehele romp een voortdurende stereotiepe schroefachtige draaibeweging maakt.
5. Tremor
Dit is een voortdurende trilling van een of meer lichaamsdelen. De frequentie van de tremor is afhankelijk van de plaats der stoornis in het centrale zenuwstelsel. Het bekendst is de eenvoudige nerveuze tremor der vingers waar een ieder in moeilijke ogenblikken wel mee te kampen heeft gehad. Deze trilling heeft een frequentie van 9-12 per sec.
Veel minder frequent, nl. 4 à 6 maal per sec. is de tremor bij de ziekte van Parkinson of paralysis agitans. Deze tremor heeft bovendien de eigenaardigheid dat de beweging herhaaldelijk van richting verandert. De onwillekeurige tremorbeweging van deze patiënten doet vaak denken aan geld tellen of pillen draaien tussen duim en vingers.
De zgn. intentietremor (zie multiple sclerose) is geen tremor in de strikte zin van het woord, doch veeleer een vorm van ataxie.
6. Een zeer gevarieerde groep van onwillekeurige
bewegingen wordt soms waargenomen na het doormaken van encephalitis lethargica. Sommigen van deze patiënten draaien de ogen telkens naar één zijde of naar boven, anderen maken eigenaardige bewegingen met het hoofd of met de gehele romp, weer anderen maken stereotiepe bewegingen met een of meer ledematen of met de tong. (zie ook: ataxie, chorea, encephalitis, epilepsie, nystagmus, reflexstoornissen).
DR A. VERJAAL