In 1920-1921 werden bij opgravingen te Harappa (Pendsjaab, Voor-Indië) te midden van ruïnen zegels gevonden met dierfiguren en pictografisch schrift, dat van elders niet bekend was. In 1922 werden dergelijke zegels ook gevonden te Mohenjo-Daro (Sind), waar bij nader onderzoek (sindsdien op grote schaal voortgezet) een uitgebreid complex van verscheidene boven elkaar gelegen steden bleek te zijn.
Op verschillende andere plaatsen zijn sporen van dezelfde cultuur gevonden, o.a. te Chamhu-Daro. Daar zegels van hetzelfde type ook op enkele plaatsen in Mesopotamië zijn gevonden heeft men kunnen vaststellen, dat de cultuur van Mohenjo-Daro dateert uit ca 3000 v. Chr. Ook in het grensgebied tussen Voor-Indië en Iran (Baloetjistan en Zuid-Perzië) hebben onderzoekingen plaatsgehad (vooral door Sir Aurel Stein), waarbij voornamelijk resten uit een oudere cultuur dan die van Mohenjo-Daro te voorschijn zijn gekomen. De Indus-cultuur bevat talrijke elementen, waarvoor het W. geen parallellen geeft, vooral op godsdienstig gebied, waar men een grote overeenkomst met het latere Hindoeïsme kan constateren. Op materieel gebied stond deze cultuur op een hoog peil.
De huizenbouw was zowel technisch, als met betrekking tot luxe en gemak verder ontwikkeld dan in andere oude cultuurlanden. Vele huizen hadden eigen badkamers, riolering, ramen, meer dan een verdieping. Tempels zijn tot dusver niet gevonden, maar wellicht had een groot waterbassin een religieuze bestemming. Ook kleine sculpturen zijn opgegraven. Het schrift van de zegels, waarvan reeds ca 1000 exemplaren zijn gevonden, is, vele pogingen tot ontcijfering ten spijt, nog niet verklaard. Merkwaardig genoeg heeft men een schriftsoort, die gelijkenis vertoont met die van Mohenjo-Daro, gevonden op het Paaseiland, geheel in het O. van de Stille Zuidzee; dergelijke schrifttekens zijn echter ook in Noord-China en andere delen van de wereld aangetroffen.
Blijkbaar hebben de culturele betrekkingen van het Indus-gebied een zeer uitgebreid terrein beslagen en kunnen deze door Centraal-Azië naar het O. worden vervolgd. Ook culturele vermenging moet zich in Mohenjo-Daro op ruime schaal hebben voltrokken, daar anthropologisch ten minste vier rassen zijn aangetoond.Lit.: Annual Reports of the Archaeological Survey of India (1924 vlgg.); Annual Bibliography of Indian Archaeology (1926 vlgg.); J. Marshall, Mohenjo-Daro and the Indus Civilization (3 dln, London 1931); M. G. de Hevesy, On a Writing Oceanique of Neolithic Origin (in: Journal of Indian History, dl XIII, 1933); G. R. Hun ter, The Script of Harappa and Mohenjo-Daro (London 1934); E. Mackay, The Indus Civilization (London 1935» 2de dr. 1948, Duitse vert. 1938); Idem, Further Excavations at Mohenjo-Daro (Delhi i937/’38); P.
H. Heras, Mohenjo-Daro, the People and the Land (Calcutta 1937, Indian Culture 3); A. S.C. Ross, The Numeral Signs of the Mohenjo-Daro Script (Delhi 1938); K. N. Dikshit, Prehistorie Civilizations of the Indian Valley (Madras 1939); M.
S. Vats, Excavations at Harappa (2 dln, Calcutta 1940); B. Hrozny, Inschriften u. Kultur der ProtoIndier. Ein Entzifferungsversuch, in: Archiv Orientalni. (Prag 1941 en 1942); Idem, Die älteste Geschichte Vorderasiens u. Indiens (2de dx., Prag 1943); H.
Mode, Ind. Frühkulturen u. ihre Beziehungen zum Westen (1944); D. Diringer, Das Alphabet (London 1948); W. Wolff, Island of Death, a New Key to Easter Island’s Culture (New York 1948).