is volgens von Monakow* de hypothetische kracht, die de groei van de vormen in de levende natuur bepaalt. Het is dezelfde kracht, die Goethe de vormingsdrift noemde.
Deze vaag aangeduide kracht is de oerdrijfkracht in de natuur. Von Monakow noemde deze kracht, deze,,x”,de wereldhorme (van Grieks: óρμάo, hormaoo, ik zet aan). Deze kracht is gebonden aan het levende protoplasma, is toegerust met een prospectieve potentie en komt tot uitwerking in een door de „mneme” gedetermineerd plan. Het eerste resultaat is de wording van de vorm. Deze kracht werkt tot het einde van het leven. In het eerste, nog foetale stadium, wordt deze oerkracht tot de moederbodem van de instincten.
Deze instincten in hun oorspronkelijke phase waarin zij hun afkomst van de oerhorme duidelijk doen zien, worden door von Monakow met de naam hormeteriën aangegeven (van Grieks: óρμητήριov, hormeterion, middel om op te wekken en aan te sporen). Wanneer deze hormeteriën zich gaan uitwerken op de door de causaliteit beheerste levensgebieden, waarbij zij de verhouding van de mens tot de wereld der waarden bepalen, worden deze hormeteriën tot noöhormeteriën. Zo ligt aan het sociale instinct een hormeterie ten grondslag, die op hoger niveau als noöhormeterie de verhouding tot de waarden der gemeenschap reguleert. Het wereldinstinct, het kosmische, resp. het religieuze instinct, dat gericht is op de betrekking van het individu tot het al, komt eerst op de hoogste trede der ontwikkeling als noöhormeterie tot uiting,PROF. DR H. G. RÜMKE