in 1918 opnieuw gevormd Frans departement in de Opper-Elzas (z Elzas), met een oppervlakte van 3508 km2 en een bevolking van (1946) 471 705 inw., d.i. 134 per km2 (in 1931 147 per km2, in 1866 135). Hoofdstad is Colmar.
In het W. van het departement bevinden zich de Vogezen, gemiddelde hoogte 1000 m, culminerende in de Ballon de Guebwiller (1426 m) en doorsneden door diepe zijdalen. Aan de oostzijde een lager, golvend bergland (250-400 m) met op de hellingen wijngaarden, die gerenommeerde merken wijn opleveren — en overgaande in de Bovenrijnse laagvlakte, ten dele met klei en löss bedekt, alwaar een gevarieerde landbouw uitgeoefend wordt, ten dele onvruchtbaar en bedekt met heide en bossen. De Sundgau is een plateau met kleibodem, ten Z. van Mulhouse tot aan de noordelijke uitlopers van de Jura. Behalve de grensrivier de Rijn vindt men er de 111 met zijrivieren, de Doller, Thur en Fecht, benevens het Rhöne-Rijnkanaal met zijtakken. De watervallen hebben een industrie tot ontwikkeling gebracht in de dalen en in de vlakte. Mulhouse is het centrum van de katoennijverheid.
Verder zijn er in het departement chemische, metaal- en voedingsmiddelenindustrieën, papierfabrieken, enz. Ten N.W. van Mulhouse kalimijnen.