Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

DEPARTEMENT

betekenis & definitie

1. is de naam van een van de onderdelen van algemeen bestuur, waarin een ministerie (het gehele Kabinet) is verdeeld. In Nederland had men in 1940 een Departement van Algemene Zaken, van Buitenlandse Zaken, van Justitie, van Binnenlandse Zaken, van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, van Financiën, van Defensie, van Waterstaat, van Handel, Nijverheid en Scheepvaart, van Landbouw en Visserij, van Sociale Zaken en van Koloniën.

Tijdens de bezetting is in die indeling enige verandering gebracht.Thans (1949) zijn er de volgende Departementen: 1. van Algemene Zaken; 2. van Buitenlandse Zaken; 3. van Justitie; 4. van Binnenlandse Zaken; 5. van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen; 6. van Financiën; 7. van Oorlog; 8. van Marine; 9. van Wederopbouw en van Volkshuisvesting; 10. van Verkeer en Waterstaat; 11. van Economische Zaken; 12. van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening; 13. van Sociale Zaken; 14. van Overzeese Gebiedsdelen.

Een volledig beeld van het arbeidsveld van elk dier Departementen vindt men jaarlijks in de Staatsalmanak, waar ook een opgaaf wordt gedaan van de inwendige organisatie der Departementen, de verdeling in afdelingen. Deze laatste is ter beoordeling van het Departementshoofd zelf en wordt uitsluitend beheerst door overwegingen van doelmatigheid, al wordt uiteraard de wenselijkheid van continuïteit ook hier niet uit het oog verloren.

De instelling van de Departementen is een zaak van de Kroon (art. 79 Grondwet). Verschillende Departementen hebben vanouds bestaan, andere zijn betrekkelijk kort geleden gevormd, hetzij voor een oude taak, die vroeger aan een ander Departement was toevertrouwd en die in omvang of gewicht is gestegen, hetzij voor de vervulling van een nieuwe door de Staat ter hand genomen werkzaamheid. Bij K.B. — in de latere tijd gewoonlijk in de vorm van een algemene maatregel van bestuur, zie Hand. Tweede Kamer van 16 Dec. 1914 — kunnen werkzaamheden van het ene Departement aan een ander worden overgedragen, hetgeen in de laatste decennia vooral ten aanzien van de jongste Departementen herhaaldelijk is geschied. Bij de instelling, opheffing of wijziging van een Departement is echter toch een wet nodig, zowel om de geldelijke toestand te regelen als om rechten en verplichtingen, bij een wet gevestigd, aan de nieuwe minister over te dragen. De regeling, in Stbl. 100 en 135 van 1906 voorkomende, heeft voor latere gevallen als voorbeeld gediend.

De bezetting met ambtenaren, die aanvankelijk slechts gering en eenvoudig was — het K.B. van 4 Sept. 1823 (Bijv. Stbl. 1850, blz. 591) is, althans formeel, lange tijd de ondergrond van de bezetting van de Departementen geweest — is gaandeweg zeer uitgebreid, zowel wat het aantal ambtenaren als wat het aantal rangen betreft.

Thans is een en ander vastgelegd in het K.B. van 4 Mei 1938 Stbl. 140, op grond van welk besluit voor de meeste Departementen (niet voor alle) een formatie is vastgesteld, aangevende het aantal ambtenaren in vaste dienst, in elk der verschillende rangen, dat ten hoogste werkzaam mag zijn.

Ofschoon het besluit bepaalt dat aanstelling slechts mogelijk zal zijn in een functie, welke in het formatiebesluit bestaat of daarin vooraf wordt opgenomen, heeft de practijk de noodzakelijkheid getoond, om daarvan nu en dan af te wijken bij de toekenning van rangen als die van Raad-Adviseur of Directeur-Generaal. In het besluit zelf worden genoemd de rangen van administrateur, referendaris, hoofdcommies, commies, adjunct-commies, schrijver 1e klasse en schrijver 2de klasse. Bij de Departementen zijn voorts vele personen op arbeidscontract werkzaam.

Het administratieve hoofd van het Departement onder de minister heeft de titel van Secretaris-Generaal. Hij heeft de administratieve leiding van het Departement en vervangt voor de interne dienst bij tijdelijke afwezigheid de Minister. De Hoge Raad neemt aan, dat beschikkingen van de Minister namens deze door de Secretaris-Generaal mogen worden ondertekend — iets, waartoe hij bij de optreding van een Minister telkens nog een speciale machtiging pleegt te ontvangen, en welke ondertekening in de practijk ten aanzien van de grote meerderheid van de ministeriële brieven en beschikkingen het geval pleegt te zijn. Zie H. R. 14 Dec. 1921 en 7 Juni 1927 W. 11732. Anders rechtbank Zierikzee 22 Febr. 1921 W. 10689.

Bij de Grondwetswijziging van 1948 is voor een Departement de benoeming van een of meer staatssecretarissen mogelijk gemaakt, een politiek ambt, waarvan nog moet blijken hoe het in de oude departementale organisatie past. Bij enkele Departementen is zulk een benoeming reeds geschied.

Men zie over de Departementen het Verslag van de Staatscommissie van 10 Aug. 1910 belast met een onderzoek van de organisatie der Departementen van Algemeen Bestuur (1912), waarin ook het evengenoemde K.B. van 4 Sept. 1823 is te vinden en dat vooral voor de historische wording van ’s Rijks departementale organisatie van belang is, en het artikel van Van der Grinten, De inrichting van het bestuur, in: Ned. Bestuursrecht (1932), dat meer de juridische verhoudingen behandelt.

MR DR A. L. SCHOLTENS

Naar Belgisch publiek recht bepaalt de koning het aantal, de benaming en de bevoegdheidskring van de ministeriële departementen. Voor een eeuw bestonden er in België vijf ministeriële departementen: het ministerie van Binnenlandse Zaken, Justitie, Financiën, Buitenlandse Zaken en Landsverdediging. Het aantal en de bevoegdheid van de ministeriële departementen worden naar gelang de politieke omstandigheden dikwijls gewijzigd. Thans (Mei 1949) bestaan er 17 ministeriële departementen: de vijf zoëven genoemde fundamentele departementen en de departementen van Economische Zaken, Openbaar Onderwijs, Openbare Werken, Volksgezondheid en Gezin, Landbouw, Arbeid en Sociale Voorzorg, Verkeerswezen, Koloniën, Alg. Bestuur en Pensioenen, Buitenlandse Handel, Wederopbouw en ’s Lands Wederuitrusting.

Het ministerie van Binnenlandse Zaken is, volgens de vroegere terminologie, een departement van Algemeen Bestuur dat als dusdanig over een algemene bevoegdheid beschikt voor alle bestuurszaken die niet aan andere departementen zijn toegewezen. Het houdt toezicht over de provinciale en de gemeentelijke overheden. Het draagt zorg voor het behoud van de openbare rust. Het ministerie van Justitie is vooral het departement van de wetgeving en is ook dat van de gerechtelijke zaken. Hieronder dient verstaan dat de minister van Justitie de benoemingsbesluiten van de magistraten mede ondertekent en dat hij de hiërarchische meerdere is van de procureurs-generaal. Van hem hangen alle zaken af die in de rechtsbedeling van louter administratieve aard zijn. De bevoegdheid van de andere departementen wordt voldoende door hun benaming aangewezen.

PROF. DR A. MAST

Lit.: De Hervorming van den Staat (Brussel 1937).

In Nederlands-Indië was het administratief beheer over een aantal departementen verdeeld. Aan het hoofd van elk burgerlijk departement stond een directeur. Voor Wereldoorlog II waren er zeven burgerlijke en twee militaire departementen. De hoofden der departementen vormen te zamen de Raad van Departementshoofden, die krachtens art. 116 Indische Staatsregeling een zelfstandig lichaam is geworden, hetwelk op eigen initiatief bijeenkwam. Na Wereldoorlog II vervulde deze Raad van Departementshoofden bij het ontbreken van Volksraad en Raad van Indië de belangrijke taak der medewetgeving (zie Ned. Stbl. D 65, „de Lt. G.-G. in overeenstemming met de Raad van Departementshoofden”). Een verdere reorganisatie bracht de instelling van de „Voorlopige Federale Regering van Indonesië” (Stbl. 1948, no 62). Ingesteld werden 13 departementen (Justitie; Financiën; Binnenl. Zaken; Gezondheid; Opvoeding; Kunsten en Wetenschappen; Econ. Zaken; Landbouw en Visserij; Waterstaat en Wederopbouw; Verkeer; Energie en Mijnwezen; Sociale Zaken; Scheepvaart; Oorlog; Marine). De Departementshoofden kregen de titel van Secretaris van Staat. Zij vormden met een aantal Secretarissen van Staat „zonder portefeuille” (bijv. een voor Binnenlandse Veiligheid en een voor Zelfbestuurszaken) en met de Procureur-Generaal bij het Hooggerechtshof de Raad van Departementshoofden.

2. is de naam van de administratieve gebiedsomschrijvingen, waarin Frankrijk is verdeeld.

< >