Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

GULDENSPORENSLAG

betekenis & definitie

is de populaire benaming van de slag op de Groeningerkouter onder de muren van Kortrijk, waar, op 11 Juli 1302, een Frans leger werd verpletterd door de Vlamingen. Om de smaad der Brugse Metten (18 Mei 1302) te wreken en het in opstand gekomen Vlaanderen opnieuw te onderwerpen, had de Franse koning Philips IV de Schone een machtig leger onder bevel van zijn broeder Robert, graaf van Artois, naar het graafschap gestuurd.

Het trok allereerst op Kortrijk af om het in de burcht aldaar belegerde Franse garnizoen te ontzetten. Op 11 Juli 1302 kregen de Franse en Vlaamse legers contact. Hun getalsterkte is zeer overdreven. De Vlamingen — stedelingen en boeren uit Brugge, het Brugse Vrije, de polderstreek, en Oostvlaanderen; een korps Ieperlingen; een groep Gentse bannelingen en vluchtelingen onder Jan Borluut (de stad zelf hield nog de zijde van Frankrijk), versterkt door enkele Vlaamse, Zeeuwse, Brabantse, Limburgse en Rijnduitse ridders en edelknapen — kunnen hoogstens 10 000 man sterk zijn geweest, terwijl de kern van het Franse leger slechts een 2 000 ridders en edelknapen kan hebben omvat. Numeriek waren de Vlamingen dus in de meerderheid, alhoewel volgens de militaire opvattingen van die tijd de Fransen de superioriteit bezaten, aangezien één ridder werd beschouwd als evenwaardig aan tien infanteristen. Langs de baan Kortrijk-Gent, een weinig achter de Groeningeen Grote Beek, stonden de Vlamingen opgesteld in drie korpsen, de Bruggelingen op de rechter-, de Oostvlamingen op de linkervleugel en de lieden van het Brugse Vrije in het midden.

Achter deze korpsen stond de reserve onder bevel van de Zeeuwse ridder Jan van Renesse, terwijl het contingent Ieperlingen tot taak had mogelijke uitvallen van het Franse garnizoen in de burcht op te vangen. Theoretisch berustte de leiding bij Guy van Namen en Willem van Gulik, onderscheidenlijk zoon en kleinzoon van de door Philips IV gevangengehouden Vlaamse graaf Guy van Dampierre. In werkelijkheid is het de bekwame en ervaren Jan van Renesse die voor de schitterende defensieve opstelling van het Vlaamse leger aansprakelijk is geweest, en die als de overwinnaar van de Guldensporenslag mag worden beschouwd. Omstreeks het middaguur begon de strijd. Na een schermutseling tussen de vijandelijke kruisboogschutters zetten de Franse ridderescadrons zich in beweging. Daar manoeuvreren uitgesloten was, dienden ze een reeks frontale aanvallen te ondernemen op de Vlaamse muur van pieken en „gepinde staven” (goedendags).

Een eerste formatie, onder de connétable Raoul van Nesle, werd ten dele tegengehouden door de Bruggelingen doch slaagde er in, het Vlaamse centrum te doen wijken, waarna zij echter door de reserve van Renesse werd opgevangen. Een tweede ridderformatie, die wat later over de Groeningebeek stormde, werd eveneens tot staan gebracht door de Oostvlamingen. Hierna volgde een algemeen Vlaams tegen-offensief, dat de Fransen achteruit dreef in de beken waar een afgrijselijke slachting plaatsvond. Een wanhopige poging tot ontzet, door de Franse opperbevelhebber met een kleine schare ridders ondernomen, eindigde met zijn nederlaag en dood. De nog intacte derde ridderformatie, die niet aan de strijd had deelgenomen, nam nu ijlings de vlucht, de Franse infanterie met zich meeslepend. De strijd had amper drie uur geduurd.

Een duizendtal Franse ridders — de élite van het koninkrijk — bedekte het terrein, waartegenover de Vlaamse verliezen slechts een honderd man schijnen te hebben bedragen. Op het slagveld werden door de overwinnaars 500 à 700 gouden sporen opgeraapt, die als trophee werden opgehangen in de O.L. Vrouwekerk van Kortrijk (waar ze in 1382, na de slag van West-Rozebeke, door de Fransen werden weggenomen). Om hun grievende nederlaag, die in de hele Christenheid geweldig opzien baarde, te verontschuldigen, hebben de Fransen beweerd dat hun ridders, tijdens de stormlopen, zich blindelings hebben gestort in niet gekende beken, die weldra als „bedriegputten” werden voorgesteld. Niettegenstaande deze zgn. „Franse versie” nog door verscheidene moderne Franse historici is verdedigd — inz. door Funck-Brentano — is ze niet bestand gebleken tegen een grondig bronnenonderzoek. De Guldensporenslag heeft Vlaanderen gered van een opslorping door Frankrijk en heeft zodoende later de stichting mogelijk gemaakt van het Bourgondische rijk der Nederlanden waaruit het huidige België en Nederland zijn voortgekomen.

In het graafschap werd de macht van het stedelijke patriciaat gebroken, en werd medezeggenschap in het stadsbestuur aan de middenstand en de volksklasse verleend. Deze „democratische” omwenteling — de eerste in haar soort aan deze zijde der Alpen — vond haar weerslag in de naburige vorstendommen (Brabant, Luik). De Guldensporenslag vormt ook een keerpunt in de militaire geschiedenis. Het is de eerste grote veldslag waarin de middeleeuwse riddercavalerie werd verslagen door voetvolk.DR L. VOET

Lit.: G. Köhler, Die Entwicklung des Kriegswesens, II (1886) ; H. Pirenne, La version flamande et la version française de la bataille de Courtrai (1890 en 1892) ; V. Fris, De slag bij Kortrijk (1902) ; F. Lot, L’art militaire et les armées au Moyen-Age (1947). J.

F. Verbruggen, De slag bij Kortrijk 1302 (in: Het Leger-De Natie, nrs 7 en 8, 1948).

< >