baron, Belgisch staatsman (Luik 27 Nov. 1769 Gingelom 7 Aug. 1839), was na het ontstaan van het koninkrijk der Nederlanden door de keuze des konings lid van de Tweede Kamer; nadat hij in 1818 zijn ontslag ontving van de regering, werd hij in 1819 tot lid van de Provinciale Staten van Limburg verkozen; hij behoorde van 1828-1830 tot de bekwaamste leden der oppositie. Na het uitbreken der Belgische revolutie begaf hij zich met de overige afgevaardigden der zuidelijke gewesten naar ’s-Gravenhage, drong aan op een administratieve scheiding, wees een benoeming tot lid van de Raad van de prins van Oranje te Antwerpen van de hand, werd gekozen tot afgevaardigde naar het Nationaal Congres, in Nov. 1830 benoemd tot president daarvan en aanvaardde, toen de hertog van Nemours de kroon weigerde, 24 Febr. 1831 het ambt van voorlopig regent van België.
De zwakke Surlet was niet de geschikte figuur om in zulke gevaarlijke ogenblikken het heft in handen te houden. Nadat prins Leopold 21 Juli zijn intocht te Brussel gehouden had, legde Surlet het gezag neder in handen van de voorzitter van het Congres.Lit.: Th. Juste, Le Régent (Brussel 1867); H. T. Colenbrander, De Afscheiding v. België (Amsterdam 1936).