onderdeel van de botanie, dat de houtige gewassen bestudeert en wel voornamelijk die, welke in de gematigde zone of in de daarmee in klimaat overeenkomende gebergten van warmere streken van het noordelijke halfrond voorkomen. Onder houtige gewassen verstaat men planten, waarbij de stengels en stammen bestaan uit een gesloten cambiumring, die naar de binnenzijde hout en naar de buitenzijde bast vormt.
Men onderscheidt bomen en struiken of heesters, waartussen moeilijk een grens te trekken is; aan bomen onderscheidt men wortels, stam en kroon.Op aanstichting van prof. dr J. Valkenier Suringar te Wageningen is in 1934 de Nederlandse Dendrologische Vereniging opgericht. Oorspronkelijk was het hoofddoel eenheid te verkrijgen in de nomenclatuur van de houtige gewassen op grond van de tussen 1905 en 1910 te Wenen opgestelde internationale regels van de botanische nomenclatuur, op welk gebied destijds veel verwarring heerste. Zij hoopt de wetenschappelijke kennis van de houtige gewassen te bevorderen en voor de practijk een vraagbaak te zijn voor allerlei moeilijkheden op dit gebied. Er is een Nomenclatuurcommissie gevormd, volgens welker aanwijzingen bijv. vele kwekers hun catalogi laten opstellen. De Redactiecommissie geeft elk jaar, het eerst in 1925, een jaarboek uit, waarin o.a. de opgave van nieuwe soorten en variëteiten, bijzonderheden over bepaalde houtige gewassen en afbeeldingen van mooie of zeldzame bomen worden gepubliceerd. Een hoogtepunt in het verenigingsleven vormt elk jaar de zgn. dendrologendag, waarop lezingen en excursies naar arboreta, kwekerijen e.d. worden gehouden. In internationaal verband werkt de N.D.V. samen met verschillende buitenlandse zusterorganisaties en wetenschappelijke instellingen.
PROF. IR J. H. JAGER GERLINGS