zijn in het algemeen raadgevende bureau’s ter beteugeling van een of ander geneeskundig of maatschappelijk euvel. Hun aantal en doelstelling breidt zich steeds uit.
Zij worden soms door de Overheid zelf geëxploiteerd, maar meestal door verenigingen, welke zich die bestrijding ten doel stellen. Daar de adviezen kosteloos of tegen zeer geringe vergoeding worden verstrekt, zijn dergelijke verenigingen op giften van particulieren of op overheidssteun aangewezen. De leiding berust bijna steeds bij gespecialiseerde geneeskundigen, die worden bijgestaan door een staf van speciaal opgeleide en gediplomeerde personen. Dezen leggen ook bezoeken aan huis af, daar het doel der consultatiebureau’s niet slechts is, een bepaalde ziekte of maatschappelijk kwaad op te sporen, maar ook de geneeskundige en(of) sociale oorzaken en gevolgen na te gaan en die te helpen verbeteren.
De uitvoering der geadviseerde maatregelen moeten zij mogelijk helpen maken en in het bijzonder ook het resultaat er van controleren: het is de taak van het bureau en zijn staf na te gaan, of de patiënt de noodzakelijk geachte behandeling ondergaat. Het consultatiebureau is dus voor de behandelende arts niet slechts een hulp bij de diagnostiek, maar ook een steun bij de behandeling. Gezien het algemeen maatschappelijk belang van de doelstellingen, kennen de consultatiebureau’s geen welstandsgrens.De oudste consultatiebureau’s in Nederland zijn die voor bestrijding der tuberculose, welke een navolging zijn van het „dispensaire antituberculeux”, in igoi te Rijsel door prof. Calmette gesticht. In Engeland is in 1887 door Sir Robert Philip een dergelijke „dispensary” geopend, die naast het prophylactische werk ook de behandeling der tuberculoselijders op zijn program had staan. Het eerste consultatiebureau in Nederland werd in Rotterdam (1903) door de plaatselijke vereniging tot bestrijding der tuberculose opgericht, spoedig gevolgd door Haarlem (1904) en Amsterdam (1905).
Thans is districtsgewijze een netwerk van districtsconsultatiebureau’s met kleinere kringbureau’s er omheen, over het land verspreid, geëxploiteerd door de Provinciale verenigingen tot bestrijding der tuberculose, of door de in de grote steden daarmede gelijkgestelde plaatselijke verenigingen, zodat iedereen de gelegenheid heeft, zich niet te ver van zijn woonplaats kosteloos op tuberculose te laten onderzoeken. Ingeval tuberculose wordt geconstateerd, is het de taak van het consultatiebureau de nodige stappen te doen, opdat de aangewezen behandeling en verpleging kan worden verwezenlijkt. Van dit centrale punt uit gaan huisbezoeksters in de gezinnen der tuberculoselijders om de besmettingsbron op te sporen en de verspreiding der ziekte te voorkomen door de patiënten te leren, hoe zij het minste gevaar voor hun omgeving opleveren. Zij blijven daartoe de gezinnen geregeld bezoeken en de patiënten staan jarenlang, ook na hun genezing, onder periodieke geneeskundige contrôle.
Over geheel Nederland zijn ook de zuigelingenconsultatiebureau’s verspreid, door de Kruisvereniging in provinciaal verband georganiseerd, welke de gezonde kinderen in hun eerste levensjaren onder geregeld toezicht houden. Onder contrôle van het lichaamsgewicht wordt de moeders raad gegeven over de voeding, het voorkómen van rachitis (Engelse ziekte), enz. Ziek bevonden kinderen worden ter behandeling naar de huisarts verwezen. De nuttige werking van deze zuigelingenconsultatiebureau’s, welke een grote populariteit bij de bevolking hebben verkregen, blijkt uit de belangrijke daling van de zuigelingensterfte in Nederland.
Voor oudere, nog niet schoolplichtige kinderen bestaan hier en daar kleuterconsultatiebureau’s, terwijl de contrôle op de gezondheid der schoolkinderen daarna door de schoolartsen wordt overgenomen.
Vnl. in de havensteden bestaan consultatiebureau’s voor geslachtsziekten, die naast de diagnostiek, ook de bron der besmetting moeten opsporen en een afdoende behandeling der patiënten systematisch controleren.
Aantal en doelstellingen der consultatiebureau’s breiden zich telkenjare uit. Er zijn consultatiebureau’s (of adviesbureau’s) voor drankzuchtigen, voor geestes- en zielszieken, voor rheuma en lichamelijk gebrekkigen, voor geneeskundig onderzoek vóór het huwelijk, voor voorlichting en hulp i.z. geslachtsleven en geboorteregeling, voor huwelijksproblemen, voor ongehuwde moeders, voor onderzoek naar het vaderschap, doch ook voor paedagogische kwesties (medisch-opvoedkundige bureau’s en die voor beroepskeuze), en voor maatschappelijke zoals voor kosteloze rechtskundige hulp.
DR M. R. HEYNSIUS VAN DEN BERG
Lit.: Gids voor Maatsch. Hulpbetoon in Ned. (1940); Geneesk. Jaarboekje voor Ned. (2de dl); Jaarboekje der Ned. Centr.
Vereen, t. bestr. d. Tuberculose; A. ter Cock, Wat geschiedt er in Ned. in het belang der Volksgezondheid? (1928).