(van Lat. collapsus, ineenstorting, samenvalling) is een geneeskundige term voor een plotseling tekortschieten van de bloedsomloop. Bij een ernstige, langdurige collaps spreekt men tegenwoordig gewoonlijk van een shocktoestand of shock-, het woord collaps wordt meer gebruikt voor betrekkelijk onschuldige gebeurtenissen bijv. de vasovagale collaps, d.i. het flauwvallen door een reflectorische remming van de hartswerking en verwijding van bloedvaten (z bewusteloosheid).
Voor collaps van de long z atelectase.