Galenus is de eerste geweest, die een leer der temperamenten heeft opgesteld. Vier temperamenten werden door hem onderscheiden: het melancholische, het cholerische, het phlegmatische en het sanguinische (z constitutie).
Hij bracht de psychische geaardheid der mensen, die door deze temperamenten gekenmerkt waren, in verband met de samenstelling van de lichaamssappen, waarvan hij de gal en het bloed de voornaamste achtte. Deze temperamentenleer heeft zich eeuwenlang gehandhaafd. Heymans heeft zich afgevraagd op welke indelingsgronden deze zonder enige twijfel waardevolle onderscheiding berustte. Het bleek hem, dat de cholerici boven het gemiddelde uitgaan in emotionaliteit, dat de primaire functie bij hen groter was dan de secundaire en dat de activiteit bij de cholerici boven het gemiddelde groot was.
De cholerici zijn beweeglijk, impulsief, heftig, ongeduldig en onverdraagzaam. Door de activiteit onderscheiden zij zich door: doorzettingsvermogen, moed, overeenstemming tussen denken en handelen, ruime blik en een goed observatievermogen.De activiteit vermindert bij de cholericus het gevaar, dat in grote emotionaliteit gelegen is. Speciale talenten komen bij hen veelvuldig voor.
PROF. DR H. C. RÜMKE
Lit.: G. Heymans, Inl. tot de speciale psychologie (VolksUniv. bibl., 3de dr., 1948); H. J. F.
W. Brugmans, Psychologische methoden en begrippen (Volks-Univ.bibl., 3de dr., 1948).
