Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Berging

betekenis & definitie

(1, technisch) van hulpeloos in zee drijvende, gestrande of gezonken schepen of hun lading, of van aangespoelde lading of voorwerpen is: het veilig binnen brengen. Hiervoor wordt bergloon betaald, evenredig aan de moeite van het bergingswerk en de waarde van het geborgene.

Voor de berging (z sub 2) van gestrande schepen wordt dikwijls vooraf een contract met een bergingsmaatschappij afgesloten onder de bepalingen „no cure, no pay”, d.w.z. betaling volgt slechts, wanneer de bergingspogingen met succes bekroond worden. Bergingsmaatschappij en beschikken over sleepboten, welke in een of meer zeehavens worden gereed gehouden, om terstond ter hulp te kunnen uitvaren, voorts over duikertoestellen, pompen, materiaal voor het dichten van gaten, hijstoestellen enz., een en ander soms aanwezig of opgesteld op een speciaal bergingsvaartuig. Gezonken kleinere vaartuigen worden vaak gelicht met behulp van een grote drijvende bok, nadat eerst ketting of staaltros onder het vaartuig door is genomen; gezonken grotere schepen door het ledig pompen van te voren waterdicht afgesloten compartimenten of er aan bevestigde holle ijzeren cylinders e.d. Voor het afbrengen van een gestrand schip wordt soms een geul gezogen met behulp van een zandzuiger of wel de zeebodem uitgediept met springmiddelen. Van een in tweeën gebroken schip worden de helften ieder afzonderlijk gedicht en binnengebracht. Zulk een bergingswerk, dat vaak onder ongunstige weersomstandigheden moet geschieden, vereist een grote mate van zeemanschap, technische vaardigheid en durf.(2, zeerecht) noemt men de handeling van hen, die een verlaten schip en de daarin zich bevindende goederen in veiligheid brengen, dan wel zulk een schip of dergelijke goederen of op het strand aangespoelde goederen of scheepsonderdelen (strandgoederen) of op zee onbeheerd ronddrijvende voorwerpen (zeevonden). Vroeger onderscheidde men scherp tussen berging en hulpverlening; in het eerste geval moesten voor de bepaling der beloning andere, voor den berger voordeliger, maatstaven worden aangelegd dan in het tweede. Dit had enerzijds meningsverschil ten gevolge over de vraag naar de verlating, anderzijds leidde het tot bevordering hiervan (verg. Molengraaff, „Leidraad bij de beoefening van het Neder landsche handelsrecht”, 5de druk, blz. 705). Het Brusselse verdrag van 23 Sept. 1910 tot vaststelling van enige eenvormige regelen over hulp en berging heeft bepaald, dat voor de toepassing er van niet meer wordt onderscheiden tussen „assistance” en „sauvetage”; het Ned. W.v.K. heeft zich hierbij aangesloten, al rept het nog wel van hulp naast berging (z hulploon).

De onderscheiding van berging en hulp heeft hierdoor in Nederland geen rechtskundig belang meer. (Verg. Cleveringa, ,,Het nieuwe zeerecht”, 3de druk, blz. 627).

De hulpverlening (de berging dus inbegrepen) wordt tegenwoordig in Nederland vnl. geregeld in de artt. 545-551 W.v.K., waarbij zich aansluit de wet op de strandvonderij van 27 Juli 1931, Stbl. 321. Deze wet en de genoemde artikelen zijn het werk van den Amsterdamsen hoogleraar F. G. Scheltema. Zij geschiedt als regel niet tegen de zin van wien zij baat bedoelt te brengen en veelal onder leiding van den kapitein. Lijdt een schip aan of op het vaste zeestrand schipbreuk, dan mag buiten noodzaak het verlenen van hulp aan het schip, de zich aan boord daarvan bevindende goederen en de opvarenden bij ontstentenis van den kapitein slechts geschieden onder leiding van den strandvonder; dit geldt ook voor berging van aangespoelde goederen (de strandvonder is de burgemeester, behalve te VGravenhage, Rotterdam en Dordrecht). Geborgen goederen moeten den kapitein of rechthebbenden worden teruggegeven; kan dit niet, dan komen zij onder beheer van den strandvonder, die ze bewaart en afgeeft of ten slotte verkoopt.

PROF. MR R. P. CLEVERINGA

Lit.: F. G. Scheltema, Hulpverleening en strandvonderij; Cleveringa, Het nieuwe zeerecht, 3de dr., blz. 627-645.

Het BELGISCH zeerecht behandelt de berging samen met de hulp in de artt. 257-265 van de wetgeving op de zee- en binnenvaart, zijnde het art. 3 van de wet van 12 Aug. 1912; dit werd aangevuld door de artikelen van de wet van 14 Sept. 1911, houdende goedkeuring van de internationale overeenkomsten voor de eenmaking van sommige regelen in zake aanvaring en voor de eenmaking van sommige regelen in zake hulp- en bergloon, getekend te Brussel op 23 Sept. 1910, eveneens door Nederland onderschreven. De regeling is in beide landen ongeveer dezelfde.

MR W. DELVA

< >