heet de hoofdstad van de Spaanse provincie van die naam, gelegen aan de Middellandse Zee, welke provincie, groot 8777 km, bijna 337000 inw. heeft. De stad (1930: 53977 inw.) ligt aan de voet van het gebergte; een spoorlijn verbindt de stad om de Sierra Nevada heen met het binnenland (met Baeza en met Granada).
Zij heeft door haar aanleg en haar witgekalkte huizen een bijna geheel Moors voorkomen en wordt beheerst door de oude Moorse burcht Alcazaba. Zij heeft voorts een Gothische kathedraal en een seminarium voor priesters en is de zetel van een bisschop, bezit suikerraffinaderijen, lakenfabrieken en een levendige handel. De haven voert voornamelijk druiven, ijzererts, ruwe zijde en espartogras uit. In de omgeving van Almeria wordt ijzer gevonden.Zij werd gesticht door de Phoeniciërs onder de naam Bartulos en heette in de Romeinse tijd Portus Magnus. Haar tegenwoordige naam kreeg zij van de Moren, onder wie zij de grootste bloei beleefde. In 1147 door Alfonsus VI van Aragon veroverd, ging zij sterk achteruit en kwam eerst door aanleg van de spoorwegverbindingen in 1899 weer tot leven.
Ter vergelding van een aanval, die vliegtuigen der Spaanse regering (z Spanje, burgeroorlog) twee dagen tevoren op het zgn. vestzakslagschip „Deutschland” hadden gedaan, werd Almeria op 31 Mei 1937 gedurende vijf uren aan een bombardement door een Duits vlooteskader onderworpen.