Zumsteeg

betekenis & definitie

Zumsteeg (Johann Rudolf), een verdienstelijk toonzetter, geboren den l0den Januarij 1760 te Sachsenflur in het Odenwald, bezocht de militaire school op de Solitude bij Stuttgart, maar bepaalde zich weldra bij de muziek en componeerde onderscheidene vaudevilles, cantaten en liederen bij „Die Räuber” van Schiller, tot wiens vertrouwde vrienden hij behoorde, en verwierf grooten bijval als violoncellist bij de Hertogelijke kapél door zijne compositiën bij den „Frühlingsfeier” van Klopstock, door eene mis en door onderscheidene balladen en liederen. Hij zag zich dan ook in 1792 tot kapélmeester en directeur der opera benoemd, en overleed den 27sten Januarij 1802. Hij was de eerste toonzetter, die balladen met begeleiding van piano componeerde. Tot zijne meest bekende stukken behooren: „Lenore”, — „Des Pfarrers Tochter von Taubenheim”, — „Die Büszende”, — „Ritter Karl von Eichenhorst”, — en „Ritter Toggenburg”, — en tot zijne beste opera’s: „Die Geisterinsel” en „Das Pfauenfest”.