Wüstenfeld (Heinrich Ferdinand), een verdienstelijk beoefenaar der Oostersche letteren en geboren den 3den Julij 1808 te Hannoversch Münden, bezocht aldaar het gymnasium, voorts het lycéum te Hannover en daarna de universiteit te Göttingen, waar hij zich weldra uitsluitend wijdde aan het Oostersch, om vervolgens zijne studiën te Berlijn voort te zetten. Na zijn terugkeer te Göttingen werd hij er in 1831 tot doctor bevorderd en vestigde er zich in 1832 als privaatdocent. In 1836 werd hij assessor der philosophische faculteit, in 1838 ambtenaar aan de universiteitsboekerij, in 1842 buitengewoon en in 1856 gewoon hoogleeraar.
H(j heeft een aantal merkwaardige Arabische geschriften in het licht gegeven, zooals: „Liber concinnitatis nominum (1832)” van Nawawi. — „Liber classicorum virorum qni Korani et traditionum cognitione excellnerunt (1833—1834)” van Aboe-Abdallah-Dahabi, — „Vitae illustrium virorum (1835—1850)” van lbnChallikan, — „Biographisch woordenboek van beroemde mannen (1842—1847 , 4 dln)” van Nawawi, — „Geschiedenis der Kopten (1845)” van Makrizi, — „Moschtarik (1846)” van Jakoet, — „ Kosmographie (1848—1849, 2 dln)” van Cazwini, — „Handboek der geschiedenis (1850)” van Ibn-Coteila, — „Over de gelijkheid en het verschil van Arabische geslachtsnamen (1850)” van Mohammed ben-Habib, — en het Genealogisch-etymologisch handboek (1854—1854, 2 dln)” van Ibn Doreid. Ook leverde hij nog eene uitgave van de „Kronieken der stad Mekka (1857—1861, 4 dln)” — en van „Het leven van Mohammed (1857— 1860, 4 dln)” van Ibn Hischam,— en eindelijk eene van het beroemd „Geographisch woordenboek (1866 enz., 4 dln)” van Jakoet. Wijders schreef hij: „Die Akademien der Araber und ihre Lehrer (1837)”, — „Geschichte der arabischen Aerzte und Naturforscher (1840)”, — „Genealogische Tabellen der arabischen Stämme und Familien (1852)”, — „Vergleichnungstabellen der mohammedischen und christlichen Zeitrechnung (1854)”, — en talrijke bijdragen in verschillende tijdschriften.