Wiselius (Samuël Iperusz), een verdienstelijk Nederlandsch letterkundige, geboren te Amsterdam den 4den Februarij 1769, studeerde eerst te Leiden, daarna te Göttingen en aan andere Duitsche hoogescholen in de regten en vestigde zich in 1790 na zijne promotie als advocaat te Amsterdam. Weldra echter bepaalde hij zich bij den handel, daar deze hem meer tijd vergunde, om zijne studiën in het natuur- en staatsregt en in de geschiedenis voort te zetten. Hij nam voorts ijverig deel aan de omwenteling van 1795 en was lid van het te Amsterdam gevestigde Comité Révolutionaire. Later kreeg hij zitting in het Comité voor den Oost-Indischen handel.
Na 1804 was hij ambteloos en weigerde elken post, die hem werd aangeboden. Eerst na het herstel onzer onafhankelijkheid werd hij directeur van policie te Amsterdam en bekleedde deze betrekking met naauwgezetheid en ijver tot in 1840. Hij overleed den 15den Mei 1845. Van zijne geschriften vermelden wij: „Brief en dichtmatig iets aan J. F. Helmers bij de uitgave van het eerste deel zijner gedichten (1810)”, — „Walwais en Adelheid, tooneelstuk (1812)”, — „Berijmde vertaling van het XIVde hoofdstuk van den profeet Jesaia (1813)”, — „De roem, in twee zangen (1814)”, — „Geschriften over de Oost-Indische Compagnie en derzelver bestuur (1814)”, — „Polydorus, treurspel (1814)”, — „Berijmde vertaling van den lierzang van Habakuk, zijnde het 3de hoofdstuk (1814)”, — „De slag van Algiers, dichtstuk (1816)”, — „Adel en Mathilda, treurspel (2de druk, 1817)”, — „Mengel- en tooneelpoëzij (1818—1821, 5 dln)”, — „De Sadduceën van mr. I. da Costa getoetst aan zedelijkheid, geschiedenis en bijbel (1824)”, — „Nog een blik op de Sadduceën van mr. I. da Costa (1825)”, — „Welmeenende toespraak aan jeugdige dichters (1826)”, — „Over de tooneelspeelkunst en het regelmatig en beschaafd schouwtooneel (1826)”, — „Geschied- en regtskundig onderzoek rakende het afschaffen van krijgsvolk bij de Staten van Holland in 1650, uitgegeven naar een gevonden handschrift (1828)”, — „De staatkundige verlichting der Nederlanders, in een wijsgeerig-historisch tafereel geschetst (2de druk, (1828)”, — „De dood van Karel, kroonprins van Spanje, treurspel (2de druk, 1828)”, — „Aernoudt van Egmond, hertog van Gelder (1820)”, — „Proeven over de verschillende regeringsvormen in derzelver betrekking tot het maatschappelijk geluk (1831)”, — en „Nieuwere dichtbundel (1833)”. Ook leverde hij bijdragen in verschillende tijdschriften.