Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Wesseling

betekenis & definitie

Wesseling (Petrus), een van de uitstekendste beoefenaars der klassieke letterkunde in de voorgaande eeuw en geboren te Steinfurt den 7den Januarij 1692, studeerde te Leiden en te Franeker in de letteren en in de godgeleerdheid en legde zich met ijver toe op de oude talen en oudheidkunde. Nadat hij eenigen tijd conrector was geweest te Middélburg, werd hij in 1723 hoogleeraar in de geschiedenis en welsprekendheid te Franeker en in 1735 hoogleeraar in genoemde vakken en in het Grieksch te Utrecht, waar hp in 1746 desgelijks voorlezingen hield over het Romeinsch-Germaansch regt en het natuurregt en den 19den November 1764 overleed. Van zijne geschriften vermelden wij: „Vetera Romanorum itineraria (1735)”, — „Observationes variae (1727 en 1832)”, — „Probabilia (1731)”, — „Diatribe de Judaeorum archeologia (1738)”, — en „Epistola de Aquilae fragmentis (1748).

Voorts verwierf hij grooten roem door zijne uitgaven van Diodorus Siculus (1745, 2 dln) en van Heródotus (1758). Ook bezorgde hij verbeterde uitgaven van de „Leges Atticae (1741)” en van „Simsonii Chronieon (1752)”.

< >