Wesselényi (Nikolaas, baron), aanvoerder der oppositie in Hongarije en Siebenbürgen in de jaren 1825—1840, werd geboren in 1794 te Zsibo in Hongarije, voerde reeds op 15-jarigen leeftijd het bevel over eene kleine afdeeling der opstandelingen (1809) en nam daarop in het Oostenrijksche leger deel aan de laatste veldtogten tegen Napoleon I. Hij betrad het staatkundig tooneel eerst in 1818. Met Szechényi bragt hij een bezoek aan Engeland en Frankrijk. Van 1830—1833 had hij zitting in het Hooger Huis van Hongarije, waar hij door zijne gloeijende taal alle andere redenaars overtrof, en in 1834 was hij lid van den Landdag te Klausenburg. Hij was een der ijverigste verspreiders van het door Kossuth uitgegeven, gesteendrukt dagblad. In den zomer van 1837 werd hij tegelijk met Kossuth in hechtenis genomem en tot vierjarige gevangenisstraf veroordeeld, welke hij te Oten onderging.
In den kerker werd hij blind, ontving in 1840 genade en begaf zich naar zijn kasteel te Zsibo. Ten gevolge der gebeurtenissen van 1848 aanvaardde hij het lidmaatschap van den Rijksdag. Hij overleed te Pesth den 21sten April 1852.