Watt (James), een uitstekend Engelsch natuurkundige, die het stoomwerktuig verbeterd en den condensator uitgevonden heeft, aanschouwde het levenslicht den 18den Januarij 1736 te (Greenock in Schotland, ontwikkelde zich door eigen oefening en zag zich reeds in 1757 benoemd tot mechanicus aan de universiteit te Oxford, waar zijne werkplaats eerlang het vereenigingspunt werd van de wetenschappelijke ingezetenen der stad. Toen hem in 1763 de herstelling werd opgedragen eener machine van Newcomen, vestigde hij zijne aandacht op het stoomwerktuig, kwam in 1765 tot de uitvinding van den condensator en stichtte in 1774 met Boulton eene machinen-fabriek te Soho. Door de uitvinding van het naar hem genoemde parallelegram (1784) en door het overbrengen van de kracht der zuigerstang op een rad opende hij een ruim veld voor het stoomwerktuig.
Ook andere uitvindingen zijn wij aan zijne schranderheid verschuldigd, o. a. de copiëerpers voor brieven, waarvoor hij in 1780 octrooi verwierf. Op gevorderden leeftijd droeg hij zijne fabriek over aan zijn zoon. Hij was lid van het KoninkIijk Genootschap van Wetenschappen en van de Fransche Académie, en overleed den 25sten Augustus 1819 te Heathfield bij Birmingham, waar in 1827 een standbeeld verrees ter eere van dezen verdienstelijken man.