Waterspin is de naam, dien men veelal geeft aan soorten, welke tot de familie der Hydrachnen behooren, doch eigenlijk watermijten zijn, daar haar kopborststuk met het achterlijf tot één geheel vereenigd is. Doch de ware waterspin (Argyroneta aquatica) heeft deze van elkander gescheiden en behoort inderdaad tot de spinachtige dieren (Arachnoïden). Dit dier wordt 14 Ned. streep lang, heeft een roodbruin kopborststuk, een zwartbruin, langwerpig, met nederliggende haren bedekt achterlijf en donker bruine pooten; van deze zijn de achterste twee de langste. De waterspin komt in ons land algemeen voor.
Zij leeft in stilstaande wateren, klimt met behendigheid tegen waterplantjes op en voedt zich met waterinsecten en kleine schaaldieren. Bij het zwemmen keert zij den buik naar boven en deze glinstert, evenals het borststuk, als zilver ten gevolge van de lucht, die aan de haren blijft hangen. Onder water vervaardigt zij eene duikerklok van een digt, wit weefsel, zoo groot als een duivenei en van binnen van lucht voorzien. Vooral het wijfje houdt zich met de zamenstelling daarvan bezig en wordt door het mannetje geholpen. De eijerencocon wordt voorts in het bovenste gedeelte van deze duikerklok geplaatst, is zoo wit als sneeuw en gelijkt op watten, terwijl de daarin aanwezige eijeren eene gele kleur hebben. De cocon wordt des nachts vervaardigd en vervolgens door het wijfje tegen water-insecten beveiligd. De lucht in de klok moet gedurig vernieuwd worden, en hiertoe spinnen de wijfjes vaak een lintvormigen ladder, waarlangs zij spoedig en gemakkelijk de oppervlakte van het water kunnen bereiken. Het wijfje zorgt voor dat verblijf tot in December, om het daarna te sloopen.
