Onder dezen naam vermelden wij:
Johann Gottfried Walter, een uitstekend ontleedkundige, geboren te Königsberg den 1sten Julij 1734. Hij studeerde te Kopenhagen en te Frankfort aan de Oder en werd prosector aan het medisch-chirurgisch collegie te Berlijn, waar hij in 1762 tot tweede- en in 1774 tot eerste-hoogleeraar in de genees- en verloskunde werd benoemd. Zijne bekwaamheid en zijn voortreffelijk kabinet, door den Staat aangekocht, bezorgden hem een Européschen naam. Hij overleed den 44en Januarij 1808. Van zijne geschriften vermelden wij: „Von den trocknen Knochen des menschlichen Körpers (1763)”, — „Observationes anatomicae (1765)”, — „lieber die Geburtstheilen des weiblichen Geschlechts (1776)”, — „Myologisches Handbuch (1777)”, — „Tabulae nervorum thoracis et abdominis (1787)”, — „Von der Spaltung der Schambeine in schweren Geburten (1782)”, — en „Ob der Mensch und die Thiere die äussern Gegenstände recht oder verkehrt sehen (1793)”.
Ferdinand Walter, een verdienstelijk regtsgeleerde, geboren te Wetzlar den 30sten November 1794. In dienst getreden bij een regiment Donsche Kozakken, nam hij in 1813 deel aan den oorlog tegen Frankrijk, studeerde te Heidelberg in de regten en werd in 1818 hoogleeraar te Bonn en vervolgens „Geheim Justizrath”. Als afgevaardigde naar de Pruissische Nationale Vergadering van 1848 schaarde hij zich aan de zijde der Kroon, en ook als lid van de Eerste Kamer in 1849 en 1850 huldigde hij eene gematigd-conservatieve rigting. Van zijne geschriften vermelden wij: „Lehrbuch des Kirchenrechts (1822; 14«ie druk, 1871)”, — „Corpus juris germanici antiqui (1824, 3 dln)”, — „Geschichte des römischen Rechts bis auf Justinian (1834—1840, 34e druk, 1860 , 2 dln)”, — „Deutsche Rechtsgeschichte (1852; 24e druk, 1857, 2 dln)”, — „System des gemeinen deutschen Privatrechts (1855)”,— „Juristische Encyklopädie (1856)”, — „Das alte Wales (1859)”, — „Fontes juristische ecclesiastici (1862)”, — „Naturrecht und Politik (1863; 2de druk, 1871)”, — „Aus meinem Leben (1865)”, — en „Das alte Erzstift und die Reichsstadt Köln (1866)”.
