Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Wagener

betekenis & definitie

Wagener (Hermann), de hoofdleider der conservatieve partij in Pruissen, werd geboren te Segelitz bij Neuruppin den 8sten Maart 1815, studeerde in de regten en trad in Staatsdienst. In 1848 echter nam hij zijn ontslag en werd de stichter van het invloedrijk orgaan der conservatieven, van de „Neue Preuszische Zeitung”. Tot 1854 was hij hoofdredacteur van dit blad, daar hij vervolgens, als gekozen tot lid van het Huis van Afgevaardigden, zich uitsluitend wijdde aan zijne parlementaire werkzaamheid. Niet alleen maakte hij zich verdienstelijk jegens zijne partij door zijne voortreffelijke redevoeringen in het Huis van Afgevaardigden, maar ook door eene wetenschappelijke beschouwing en uitéénzetting der conservatieve gevoelens in zijn „Staatsund Gesellschaftslexikon (1859—1867, 23 dln; Supplement, 1868)”.

Die partij gaf dan ook getuigenis van hare erkentelijkheid door hem het riddergoed Dummerwitz te vereeren. Den 29sten Maart 1866 werd hij tot referendaris bij het ministérie benoemd, en von Bismarck raadpleegde hem over onderscheidene sociale vraagstukken. Laatstgenoemde werd dan ook op den eersten Duitschen rijksdag krachtig ondersteund door Wagener, die eene merkwaardige redevoering uitsprak over de Rijksgrondwet en over de wet tegen de Jezuïeten. Op den lsten Januarij 1873 werd hij eerste referendaris, maar zag zich niet toegelaten bij den Keizer, omdat zich inmiddels geruchten hadden verspreid over zijne deelneming aan eene financiële zwendelarij (den Pommerschen centraalspoorweg), — geruchten, welke den 7den Februarij 1873 in het Huis van Afgevaardigden openlijk door Lasker werden bevestigd. Wagener moest niet alleen zijn ontslag nemen, maar werd ook tot eene schadevergoeding van 40000 thaler veroordeeld, zoodat hij zijn geheele vermogen verloor. Thans woont hij te Steglitz bij Berlijn. Van zijne geschriften noemen wij: „Das Judenthum und der Staat (1857)” en „Denkschrift über die wirtschaftlichen Associationen und socialen Koalitionen (1867)”.

< >