Onder dezen naam vermelden wij:
Thucydides, een Atheensch staatsman en een zoon van Melesias. Hij belastte zich na den dood van zijn bloedverwant Cimon (449 vóór Chr.) met de leiding der conservatieve partij te Athene, wist door zijn onbaatzuchtig karakter en door zijne welsprekendheid velen aan zich te verbinden, maar werd in 444, toen hij Périclés ten val zocht te brengen, zelf door het ostracismus verbannen. Na zijn terugkeer evenwel zette hij zijne oppositie tegen Périclés voort.
Thucydides, een uitstekend Grieksch geschiedschrijver, geboren in 471 vóór Chr. in het Attisch gewest Halimus. Hij was door zijn vader Olorus de afstammeling van een vorstelijk geslacht uit Thracië en door zijne moeder vermaagschapt met Miltíades, en werd onderwezen door door den wijsgeer Anaxágoras en door den redenaar Antiphon. Hij voerde in 424 het opperbevel over eene afdeeling der vloot in de Thracische wateren, doch omdat hij de verovering der stad Amphipolis door de Spartanen niet kon beletten, werd hij in 423 verbannen en keerde eerst in 403 in gunstiger dagen naar Athene terug, en overleed kort daarna. Omtrent de plaats, den tijd en de wijze van zijn dood hebben wij geene voldoende berigten. Hij was de eerste, die zich toelegde op eene gestrenge historische critiek. Zijn geschrift handelt over den Peloponnésischen Oorlog, doch loopt slechts tot 411; het onderscheidt zich evenzeer door waarheidsliefde en uitgebreide kennis als door kernachtigheid van taal. Zijne beschouwingen over de oorzaken der gebeurtenissen zijn veelal gekleed in den vorm van redevoeringen, welke hij den handelenden personen in den mond legt. Van de uitgaven vermelden wij, behalve de eerste (Venetië, 1502), die van Poppo (1821-1840, 11 dln; kleinere uitgave, 2de druk, 1875, 2 dln), die van Dondorf (1824), die van Krüger (3de druk, 1860, 2 dln) en die van Classen (2de druk, 1870-1877, 7 dln).