Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Thaer

betekenis & definitie

Thaer (Albrecht), de grondlegger van den wetenschappelijken landbouw in Duitschland, werd geboren te Celle den 14den Mei 1752, studeerde te Göttingen in de geneeskunde en wijsbegeerte, was daarna in zijne geboorteplaats als arts werkzaam, bemoeide zich tevens met het bebouwen van eenige hem toebehoorende landerijen en werd hierdoor onwillekeurig geleid tot den landbouw, waaraan hij zich eindelijk geheel en al wijdde. Door het stichten van eene landbouwschool te Celle, alsmede door de uitgave van eene „Einleitung zur Kenntnis der Englischen Landwirtschaft (1775—1806, 3 dln; 3de druk, 1816)” en van zijne „Annalen der niedersächsischen Landwirtschaft (1799—1104, 3 dln)” verwierf hij grooten roem. Op herhaalde togten door Noord-Duitschland bestudeerde hij den Duitschen landbouw, en de uitgave van het werk van Bergen over de veeteelt (1800), de afbeelding en beschrijving van merkwaardige landbouwgereedschappen (1803—1806) en de vertaling der „Proeve over den landbouw” van Bell (1804) gaven aanleiding, dat de Koning van Pruissen hem naar Möglin riep. Hier stichtte hij in 1806 het eerste landbouwinstituut, dat een goeden naam verwierf.

Zijn boek: „Grundsätze der rationellen Landwirtschaft (1809—1810 , 4 dln; 6de druk, 1868)” werd in nagenoeg alle Europésche talen overgebragt. bij de reorganisatie van den Pruissischen Staat in 1807 zag hij zich tot staatsraad benoemd, in welke betrekking hij het tot stand komen der landbouwwetten bevorderde. In 1810 werd hij hoogleeraar in de landbouwwetenschap aan de universiteit te Berlijn en voordragend raad bij het ministérie van Binnenlandsche Zaken. Nadat hij in het volgende jaar de vermaarde schapenfokkerij te Möglin gesticht had, werd hij in 1815 intendant-generaal der Koninklijke schapenfokkerijen. In 1818 legde hij het hoogleraarsambt neder om zich wederom te wijden aan het instituut te Möglin, hetwelk in 1824 in eene Koninklijke académie van landbouw herschapen werd. Hij overleed aldaar den 26sten October 1828.

Thaer was de eerste in Duitschland, die de uitkomsten der natuurkundige wetenschap op den landbouw toepaste; hij ontwikkelde de denkbeelden van zuivere en onzuivere opbrengst, legde de grondslagen voor de leer van den landbouw, bevorderde den wissel- en den aardappelbouw en zocht de meest mogelijke vrijheid te bezorgen aan het landbouwbedrijf. In zijne laatste levensjaren hield hij zich hoofdzakelijk bezig met de veeteelt, inzonderheid met de schapenfokkerij. Zijne geschriften over dit onderwerp zijn hoogst belangrijk. In 1860 verrees te Berlijn een gedenkteeken te zijner eere.

< >