Tauler (Johannes), een vermaard mysticus en prediker (doctor illuminatus), geboren omstreeks het jaar 1290 (1300?) te Straatsburg, werd in 1308 Dominicaner monnik, studeerde vervolgens te Parijs en toefde daarna meestal te Basel of te Straatsburg, waar hij zich aansloot bij de volgelingen der mystieke rigting. Sedert 1346, toen hij kennis aanknoopte met Nikolaus van Basel, den „grooten Godsvriend”, die een beslissenden invloed op hem oefende, verbond Tauler zich op het naauwst met de „Godsvrienden” aan de Boven-Rijn. Nikolaus verbood hem gedurende twee jaar den kansel, doch toen Tauler na dien tijd weder optrad, werd hij een van de beroemdste predikers zijner eeuw. In weerwil van het interdict, door paus Johannes XXII over de stad Straatsburg uitgesproken, zette Tauler er met andere geestelijken de herderlijke en kerkelijke werkzaamheden voort.
Nadat hij zich deswege in 1360 voor keizer Karel IV verantwoord had, predikte hij te Keulen en in zijne geboortestad, alwaar hij den 16den Junij 1361 overleed. Hij werd ter aarde besteld in de kerk der Dominicanen, en de gedenksteen op zijn graf is bij de catastrophe van 24 Augustus 1870 aan de verwoesting ontsnapt. De lezing zijner geschriften had op Luther een aanmerkelijken invloed; zijne leerredenen zijn in 1498 (2de druk, 1872) door Hamberger in het licht gegeven.