Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Straatsburg

betekenis & definitie

Straatsburg, de hoofdstad van het Duitsche Rijksland Elzas-Lotharingen en van het district Beneden-Elzas, was te voren eene vrije Duitsche rijksstad en ligt in eene fraaije, vruchtbare vlakte, 5 Ned. mijl van de Rijn, aan de bevaarbare 111, die niet ver vandaar zich in de Rijn uitstort. De eigenlijke stad heeft 7 poorten, 270 straten en stegen, 60 groote en kleine bruggen en wordt door 2 armen van de Ill in 3 deelen verdeeld. Door het bombardement van 1870 heeft vooral het noordwestelijk gedeelte van de stad veel geleden, doch ook dat is na dien tijd uit zijne puinhoopen verrezen. Voor 't overige zijn de straten er naauw en onregelmatig, waardoor de stad een ouderwetsch voorkomen verkrijgt.

Eene nieuwe wijk wordt er na de uitlegging der vestingwerken aan de noordoostzijde aangebouwd. Straatsburg is de zetel van het Rijksbewind, van den districtspresident van BenedenElzas, van een R. Katholieken bisschop, van een opperconsistorium der Luthersche Kerk, van een Israëlietisch consistorium, van het bestuur der belastingen, van een paar regtbanken, van eene Kamer van Koophandel, van den kommandant van het 15de armeekorps en van een vestingbestuur. Tot de inrigtingen van onderwijs behooren er: de Keizer Wilhelmsuniversiteit, in 1872 vernieuwd, met 704 studenten (1877), — de nieuwe bibliotheek met ongeveer 200000 deelen, welke de plaats inneemt der kostbare boekerij, welke er in Augustus 1870 eene prooi der vlammen werd, — een Protestantsch gymnasium, in 1538 gesticht, — een Keizerlijk lycéum, — eene kweekschool voor Protestantsche onderwijzers en onderwijzeressen, een seminarium voor geestelijken, eene reaalschool, eene hoogere burgerschool voor meisjes, een conservatorium voor muziek, een Kabinet voor natuurlijke historie, een schouwburg, enz. Voorts heeft men er een vondelingen- en een weeshuis, benevens andere inrigtingen van weldadigheid. Er zijn 6 Protestantsche en 6 R. Katholieke kerken. Tot deze laatsten behoort de vermaarde Dom, een meesterstuk van oud-Duitsche bouwkunst, 115 Ned. el lang, 43 Ned. el breed en in het midden 30 Ned. el hoog. Mét de stichting van dit gebouw werd een aanvang gemaakt door bisschop Werner in 1015. In 1277 ten tijde van Konrad von Lichtenstein deed Erwin von Steinbach de façade en de torens verrijzen, terwijl na zijn dood (1318) zijn zoon Johannes het werk tot 1339 voortzette, hetwelk in 1439 door Hans Hültz uit Keulen werd ten einde gebragt.

Intusschen werd alleen de noordelijke toren (142 Ned. el hoog) voltooid. Gedurende de belegering van 1870 zijn de kerk en de toren aanmerkelijk beschadigd, doch thans weder hersteld. In dit gebouw ontmoet men eiken stijl der middeneeuwen: de krypt, het koor en het benedengedeelte van het schip zijn Romaansch, en deze bouwtrant gaat langzamerhand over tot den spitsboogstijl, die zich in den gevel volkomen ontwikkelt. Prachtig vooral is het hoofdportaal met talrijke standbeelden en met een roosvormig venster, dat een omtrek heeft van 50 Ned. el. Volgens eene zeer twijfelachtige sage zijn vele standbeelden aldaar en aan de zuidzijde van het portaal vervaardigd door Sabina, de dochter van Erwin. Merkwaardig zijn er voorts de fraaije beschilderde glazen uit de 14de eeuw, de kansel (een meesterstuk van Johann Hammerer, 1486), het uitmuntend orgel van Silbermann en het beroemd sterrekundig uurwerk van Schwilgué, in 1838—1842 hersteld. De Israëlieten hebben er eene synagoge. Tot de merkwaardige gebouwen behooren voorts: het Keizerlijk slot (te voren de residentie van den bisschop en thans het universiteitsgebouw), het stadhuis, de schouwburg (beide na den brand van 1870 weder opgebouwd), het casino der officieren, de werkplaats der artillerie, het gebouw der anatomie, de kazernen, het burger hospitaal, het militaire hospitaal enz.

Er wordt een nieuw universiteitsgebouw, alsmede een nieuw centraalspoorwegstation gebouwd. Op het Kleberplein (Place d’armes) verheft zich het standbeeld van Kleber, op het Gutenbergplein dat van Gutenberg, op een eiland in de Rijn een gedenkteeken van generaal Desaix en achter den schouwburg dat van den prefect LezayMarnesia. De stad werd steeds beschouwd als eene vesting van den eersten rang, door Vauban aangelegd en door het bouwen van eene vijfhoekige citadél aan de oostzijde (1682—1684) nog aanzienlijk versterkt. In den jongsten tijd werden de vestingwerken aanmerkelijk verbeterd en omgeven door een gordel van gedetacheerde forten, ten getale van 14, van 4—8 Ned. mijl van het middelpunt der stad verwijderd. Zelfs Kehl (aan de rijn) ligt binnen den kring der vestingwerken, wier kracht door inundatie kan worden verhoogd. Het aantal inwoners bedraagt (met een garnizoen van bijna 9000 man) ruim 94000 zielen (1875), onder welke zich 40000 Protestanten en 3300 Israëlieten bevinden. Handel en nijverheid ontwikkelen er zich meer en meer. Er zijn fabrieken van machines, messen, tabak, muziek-instrumenten, wasdoek, tapijten, chocolade, mosterd, kagchels, meubels, borstels, hoeden, zeep, rijtuigen, kunstbloemen, stroohoeden, handschoenen enz.

Vermaard zijn bovenal de Straatsburger ganzeleverpastijen (patés de foie gras) en bierbrouwerijen. Voorts zijn er wolspinnerijen, looflerijen, verwerijen, boekdrukkerijen enz. De handel wordt er ongemeen bevorderd door spoorwegen naar Basel, Barr, Parijs, Metz, Mainz, Manheim en Kehl, door uitmuntende landwegen, door de bevaarbare Ill, het Rijn-Rhône-kanaal en het Rijn-Marne-kanaal. De omstreken der stad gelijken op een grooten tuin. — Onder de regéring van keizer Augustus ontstond op de plaats, waar thans Straatsburg zich verheft, de kolonie Argentoratum, als legerplaats voor het 8ste legioen. Door de glansrijke overwinning, aldaar in 357 op de Alemannen behaald, bleef keizer Julianus meester van de Rijngrens, maar reeds in 406 voegde zich de Elzas bij den Germaanschen stam. In die dagen werd de stad door de vlammen verwoest, doch weldra weder opgebouwd en in den tijd der Karolingen door het stichten der Nieuwstad uitgelegd. Hier zwoeren den 14den Februarij 842 Lodewijk de Duitscher en Karel de Kale elkander den eed van trouw, waarvan het formulier in het oud-Romaansch en oud-Duitsch is bewaard gebleven. De stad werd nog belangrijker, toen er een bisdom gesticht werd, doch geruimen tijd bleef zijn het eigendom van den bisschop, die er de burgemeesters benoemde.

Langzamerhand echter kwam zijn tot zelfstandigheid en verkreeg een gemeenteraad uit de burgers en zelfstandig regtsprekende consuls. Intusschen werd haar eerst de rijksvrijheid verleend door Philippus van Zwaben en bekrachtigd door bisschop Hendrik III van Stahleck (1245—1260). zijn opvolger Walther von Geroldseck wilde haar weder aan zijn gezag onderwerpen, maar leed in 1262 blij Oberhausbergen de nederlaag. Voor den bloei van Straatsburg in die dagen getuigen niet alleen roemrijke namen, zooals die van Gottfried van Straatsburg, meester Eckard en Johannes Tauler, maar bovenal de Dom. Zij voegde zich in 1381 bij het stedenverbond te Spiers en verleende eene eeuw later bijstand aan de Zwitsers tegen Karel de Stoute. Te Straatsburg heeft Gutenberg uit Mainz de eerste boekdrukkerij gesticht, — aldaar waren vervolgens Sebastian Brant en Thomas Murner als dichters en Wimpheling als letterkundige werkzaam. De Hervorming vond er reeds vroeg aanhangers, inzonderheid door den ijver van Martinus Bucerus, die in 1523 aldaar eene wijkplaats vond, en in 1529 werd er de mis afgeschaft. In den tijd der godsdiensttwisten had zijn in Jakob Sturm een uitstekenden bestuurder; deze verwierf na den Schmalkaldischen Oorlog een gunstigen vrede, vereenigde de Latijnsche scholen tot een gymnasium, stichtte de stadsbibliotheek en deed eene leerschool voor Protestantsche godgeleerden verrijzen. Zoodoende werd de stad een brandpunt der wetenschap, vooral toen de letterkundige Johannes Sturm zich binnen hare muren vestigde en de Straatsburger Johann Fischart er zijne populaire geschriften in het licht zond.

Toen zij zich afscheidde van de Unie, beloonde keizer Ferdinand II haar in 1621 met de stichting van eene universiteit. Gedurende den Dertigjarigen Oorlog bleef zij door hare onzijdigheid voor veel ellende bewaard, en bij den Vrede van Münster bleef zij behooren tot het Duitsche Rijk. In 1680 beweerde Lodewijk XIV, dat Straatsburg voor eenige harer voogdijen, welke aan de kroon van Frankrijk toekwamen, den eed van hulde aan den Koning van Frankrijk moest doen. De stad waagde het niet, daarop een ontkennend antwoord te geven, en er werden onderhandelingen geopend met het Duitsche Rijk. Lodewijk XIV echter zond in 1680, gedurende den vollen vrede, Louvois met 30000 man naar het weerlooze Straatsburg. Niet het verraad van eenige leden van het bestuur, zooals het volk meende, noch ook de listen van den omgekochten bisschop Egon von Fürstenberg, maar de overtuiging, dat geen tegenstand zou baten, gaf aanleiding tot de overgave der stad. De Vrede van Rijswijk (1697) bekrachtigde deze annexatie, en de Vrede van Utrecht bragt daarin geene wijziging, nadat Duitschland verzuimd had in 1710 de stad te hernemen. De nieuwe regéring begunstigde met goed gevolg de uitbreiding van het R. Katholieke geloof, maar kon de Duitsche stad niet in eene Fransche herscheppen.

De oorzaak hiervan lag vooral in de universiteit, waar de theoloog Spener, de taalkundigen Scherz en Oberlin en de geschiedkundige Schöpflin werkzaam waren. De Fransche Revolutie vernietigde de voorregten der aloude Duitsche Rijksstad; er kwam een maire aan het hoofd der zaken, bijgestaan door 17 raadsleden en 36 notabelen, allen regtstreeks door het volk gekozen. Na den val van het Koningschap woedde ook daar het Schrikbewind; er verrees eene revolutionaire regtbank met den Duitschen emigrant Eulogius Schneider als voorzitter. Napoleon I herstelde er de universiteit, en nu eerst werd Straatsburg eene Fransche stad. De poging van Lodewijk Napoleon (30 October 1836), zich hier tot keizer te doen uitroepen, mislukte. De stad werd den 13den Augustus 1870 berend door generaal von Werder, den bevelhebber der Badensche divisie.

De hardnekkige verdediging van den kommandant, generaal Uhrich, en het beschieten van het onversterkte Kehl gaven aanleiding tot een bombardement (24—27 Augustus), dat de kostelijke boekerij vernietigde en den Dom beschadigde. Daar echter het bombardement vruchteloos bleef, ging de Duitsche bevelhebber over tot eene naauwere insluiting. Den I2den September was de derde parallel voltooid, bres geschoten in den hoofdwal en alles gereed tot eene bestorming, toen de vesting den 27sten September capituleerde. De bezetting (nog 17000 man) werd krijgsgevangen, en 1200 kanonnen vielen in handen der overwinnaars. De vijandige gezindheid van het stedelijk bestuur jegens de Duitschers noodzaakte den Keizer op den 7den April 1873 den burgemeester Lauth te ontslaan en den gemeenteraad eerst gedurende twee maanden, en vervolgens gedurende een jaar, te schorsen. In de laatste jaren echter is gezindheid der Straatsburgers verzoenlijker geworden, zooals duidelijk bleek bij de bezoeken des Keizers in 1877 en 1879.

Het bisdom Straatsburg omvatte aanvankelijk den geheelen Elzas, benevens de Ortenau en een gedeelte van de Breisgau, doch later werden er gedeelten van den Elzas afgenomen ter gunste der bisschoppen van Spiers en Basel, waarna het zich uitstrekte over een gebied van 24 □ geogr. mijl. De bisschop, onderworpen aan het aartsbisdom Mainz, was Duitsch Rijksvorst en behield die waardigheid, toen hij in 1648 de souvereiniteit van Frankrijk moest erkennen voor de landen op den linker oever van de Rijn. Het in Frankrijk gelegen gebied werd bij de Revolutie van 1789 geseculariseerd, en het gedeelte in Zwaben in 1803 als vorstendom Ettenheim aan den Keurvorst van Baden toegewezen. In 1802 werd de geheele Elzas onder den bisschop van Straatsburg en deze onder den aartsbisschop van Besançon gesteld.

< >