Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Tangoeten

betekenis & definitie

Tangoeten, door de Chinézen Sifan geheeten, is de naam van een stam in HoogAzië, welke vermaagschapt is met dien der inwoners van Tibet. Hij is gevestigd in de bergstreek rondom het meer Koekoenoor in de provincie Kansoe en in het bekken van den bovenloop der Hoangho, gedeeltelijk met Chinézen vermengd en eerst in den jongsten tijd door Prsjawalskij eenigzins bekend geworden. De Tangoeten onderscheiden zich door een middelmatig grooten, maar gespierden ligchaamsbouw, zwart haar en een zwaren baard, dien zij echter afscheren, een regten neus, groote oogen en dikke, vaak opgeworpen lippen.

Zij spreken eene eigenaardige taal en vervaardigen van laken of schapenvellen een armelijk gewaad, hetwelk bij mannen en vrouwen niet verschilt. zij wonen in zwarte tenten van een grof wollen weefsel, en in het midden daarvan brandt het vuur. Hun voornaamste bedrijf is de veeteelt, en deze bevredigt al hunne behoeften; toch nuttigen zij weinig vleesch, maar voeden zich hoofdzakelijk met thee en taryk (gekookte en gestremde melk). Hunne morsigheid kent geene grenzen. zij zijn, evenals de Mongolen, ijverige Boeddhaïsten, maar tevens zeer bijgeloovig, en staan onder het gezag van eigen ambtenaren, ondergeschikt aan den Chinéschen gouverneur van Kansoe, die te Sinin zijn verblijf houdt.

< >