Onder dezen naam vermelden wij:
Ulrich Friedrich von Suhm, den getrouwen vriend van Frederik de Groote. Hij werd geboren te Dresden in 1691, studeerde te Genève, wijdde zich aan de diplomatie, toefde eenige jaren te Parijs en kwam in 1780 als gezant van Keur Saksen aan het Hof te Berlijn, waar hij 10 jaar bleef. Hier verwierf hij de toegenegenheid van den Kroonprins, later Frederik II. Na zijn terugkeer onderhield hij eene wijsgeerige briefwisseling met den Koning, welke na den dood van dezen in het licht verscheen onder den titel: „Correspondance familière et amicale de Frédéric II avec Suhm (1787, 2 dln)”. Zijne brieven, schoon minder aantrekkelijk dan die des Konings, verraden een man van kennis en scherpzinnigheid. Hij begaf zich in 1737 naar het Russische Hof en was op het punt, in de dienst van Frederik over te gaan, toen hij in November 1740 overleed.
Peter Friedrich von Suhm, een Deensch geschiedsehrijver, geboren te Kopenhagen den 18den October 1728. Hij genoot eene uitmuntende opvoeding en legde zich vooral toe op de oude letteren. In 1751 vertrok hij naar Noorwegen en woonde tot 1765 te Drontheim, om met Schöning de oude geschiedenis van Noorwegen na te vorschen. Daarop keerde hij naar Kopenhagen terug er. hield zich met letterkundigen arbeid bezig tot aan zijn dood, 4 September 1798. Door zijne verhandelingen, dichterlijke verhalen en geschiedkundige nasporingen, alsmede als Duitsch geschiedschrijver verwierf hij grooten roem. Zijne boekerij , die meer dan 100000 deelen telde en steeds ter beschikking was van het publiek, stond hij tegen eene lijfrente af aan de Koninklijke Bibliotheek. Hij besteedde aanzienlijke sommen aan afschriften en handschriften, aan de uitgave van deze, alsmede aan de ondersteuning van onbemiddelde geleerden. Tot zijne belangrijkste geschriften behooren: eene „Oordeelkundige geschiedenis van Denemarken in het Heidensche tijdperk”, — eene „Geschiedenis der Noorsche volksverhuizing”, — een werk : over „Den oorsprong der volkeren”, — en vooral zijne „Geschiedenis van Denemarken (1782—1828, 14 dln)”, gedeeltelijk eerst na zijn dood verschenen en loopend tot 1400.