Strandregt (jus littoris) beteekent vooreerst de bevoegdheid om zich alles toe te eigenen, wat op het strand geworpen wordt, — vervolgens het regt van den landheer op alles wat op het strand aanspoelt, — en eindelijk de barbaarsche gewoonte om zich van al de goederen en zaken, die zich aan boord van een gestrand schip bevinden, meester te maken. Zoodanig strandregt, hetwelk veeleer een onregt mag heeten, is bij het toenemen der beschaving echter langzamerhand in onbruik geraakt en met betrekking tot het regt van den landheer door bergloon vervangen, dat intusschen op de meeste plaatsen ook al is afgeschaft. bij ons zijn in het Wetboek van Koophandel voor schipbreuk, stranding en zeevonden algemeen regels gesteld. De voornaamste daarvan zijn:
„Het is aan niemand geoorloofd, zonder uitdrukkelijke toestemming van den schipper of van hem, die in zijne plaats bevel voert, ofschoon ook onder het voorwendsel van te willen helpen of bergen, aan boord van een schip te komen.
„Schepen, strandende of brekende op buitengronden, en goederen, opgevischt wordende in zee of op de buitengronden, zullen door niemand worden geborgen of gered, tenzij daartoe verlof hebbende van den schipper of van dengene, die in zijne plaats het bevel voert, zoo die daarbij tegenwoordig is.
„Bij aanwezigheid van den schipper, bevelhebber, eigenaar der lading of geconsigneerde moeten de schepen en goederen aan de beschikking van dezen worden overgelaten en door de bergers dadelijk en tegen genoegzame zekerheid voor hunne bergloonen worden overgegeven. Hij, die daaraan niet voldoet, verliest alle aanspraak op berg- of hulploon en is daarenboven gehouden de schade te vergoeden.
„Indien schepen of goederen in zee of op buitengronden gered, geborgen of gevischt worden, buiten tegenwoordigheid van den schipper, zullen zij zoo spoedig mogelijk ter naaste plaatse, alwaar de berging geschied, is, worden gesteld in handen van een daarmede belasten ambtenaar, en zoodanig persoon aldaar niet zijnde, alsdan in handen van het bestuur der plaats.
„Bij overtreding verliezen de bergers hun berg- of hulploon en zijn tot schadeloosstelling gehouden, onverminderd de strafvervolging, zoo daartoe gronden zijn.
„Schepen strandende of brekende, of goederen gevischt wordende aan of op vaste stranden, zullen bij afwezigheid van den schipper bij uitsluiting moeten gered en geborgen worden door of ten overstaan van den daartoe gestelden ambtenaar, of van het plaatselijk bestuur, onder welks ressort de stranderij en visscherij is geschied.
„De ambtenaar of het plaatselijk bestuur staat ten aanzien der uitlevering van voorwerpen in dezelfde verpligting als de berger, en genieten voor hun beheer zoodanig loon als bij de reglementen is vastgesteld. De ambtenaren zijn verpligt, uiterlijk binnen tweemaal vierentwintig uren aan den Commissaris des Konings in de provincie verslag te doen. Zij moeten de aan bederf onderhevige goederen met autorisatie van Gedeputeerde Staten doen verkoopen; zij moeten binnen acht dagen in een der nieuwspapieren van de provincie, met opgave van merken en kenteekenen, van de gedane berging kennis geven en de geregtigden oproepen. Die oproepingen moeten viermaal herhaald worden, telkens van maand tot maand. De geregtigde op het geborgene erlangt het, na autorisatie van Gedeputeerde Staten, tegen betaling van het bergloon en de kosten, terug. bij twijfel over het regt beslist de regter. Na de vierde oproeping niemand zich opdoende, wordt het geborgene, met autorisatie van Gedeputeerde Staten, publiek verkocht, en de opbrengst, na aftrek van bergloonen en onkosten, aan die Staten verantwoord en provisioneel bij de amortisatiekas geconsigneerd.
„Nimmer zal strandregt van gestrande of geredde schepen of goederen, hetzij Nederlandsche of vreemde, geheven worden. Voor hulp, aan de geredde schepen of goederen toegebragt, wordt betaald hulp- of bergloon; het eerste wanneer de schepen of ladingen in eene veilige plaats in zee of in eene behouden haven zijn gebragt. Het wordt begroot naar den spoed, waarmede men is te hulpe geschoten, naar den tijd, waarin de dienst is geschied, naar het getal personen, die daartoe noodzakelijk zijn werkzaam geweest, naar den aard van de dienst, die daartoe is verrigt, en eindelijk naar het gevaar, dat daarmede gepaard was. Bergloon wordt toegestaan, als schepen of goederen, hetzij uit zee of op de stranden, onbeheerd en als zeevonden worden gevischt, gevonden of geborgen; als goederen uit werkelijk verbrijzelde schepen worden geborgen, als schepen door het scheepsvolk verlaten worden, of de schepen, nadat het scheepsvolk er afgehaald en geborgen is, door bergers bezet worden, en vervolgens schip en lading in het geheel of stuksgewijze in behouden haven worden gebragt. Het staat echter den schipper ten allen tijde vrij, naar zijn schip terug te keeren en het bestuur te hernemen, in welk geval de bergers, op verbeurte van het bergloon en onder gehoudenheid tot schadevergoeding, het bestuur aan den schipper zullen moeten overgeven.”