Strandlooper (Tringa) is de naam van een vogelengeslacht uit de familie der Langsnaveligen (Longirostres) uit de orde der Steltloopers (Grallatores). Hun bek is echter niet veel langer dan de kop, regt of weinig gebogen. De pooten zijn schraal zonder spanvlies tusschen de teenen, behalve bij den kemphaan. De vleugels zijn lang, en van de slagpennen is de eerste de langste; de staart is kort, regt afgesneden of wigvormig.
De strandloopers leven van wormen, insecten en weekdieren en leggen hunne langwerpige, bruingevlekte eijeren in holten in den grond. De grootste soort is de kemphaan (zie aldaar). Daarop volgt de kanoet strandlooper (T. canutus); deze is in den zomer roestkleurig met donkere vlekken op den rug en de vleugels, maar in den winter grijs met witte keel en borst en witten, bruin gegolfden buik, terwijl de bek en pooten zwart zijn. De bonte strandlooper (T. cinclus), ook strandbokje geheeten, is in den zomer kenbaar aan eene groote zwarte vlek op de overigens witte borst en buik, terwijl schedel, rug, vleugels en staart bruin zijn met paarse en zwarte vlekken, — en de kleine strandlooper (T. minuta) eindelijk of strandleeuwerik, een kleine vogel, is des zomers roestkleurig aan kop en hals, wit aan den buik en op den rug, terwijl de vederen van vleugels en staart zwart zijn met roestroode randen. Des winters is hij van onderen wit en van boven bruingrijs, terwijl elke veder geteekend is met eene overlangsche donkerbruine vlek.