Soult (Nicolas Jean de Dieu), hertog van Dalmatië, Fransch maarschalk en staatsman, geboren den 29sten Maart 1769 te St. Amans la Bastide in het departement Tarn, was de zoon van een landbouwer, trad in 1785 als gemeen soldaat in dienst, werd in 1791 officier, kort daarna kapitein en onderscheidde zich onder Custine en Hoche. Hij streed in 1796 en 1797 aan de Main en aan de Rijn, voerde in 1799 bevel over eene brigade in de voorhoede van het Donau-leger onder Lefebvre en verwierf daarna als kommandant eener divisie, vooral in den slag van Stockach (25 Maart) grooten roem.
Hij werd dan ook tot divisie-generaal bevorderd en naar het leger van Masséna in Zwitserland gezonden. Hier onderwierp hij de wederspannige kleine cantons, — verraste, terwijl Masséna de Russen aan het wijken bragt, de Oostenrijkers, en belastte zich met de vervolging van de Russische legerbenden.
In 1800 aanvaardde hij onder het opperbevel van Masséna het kommando over den regter vleugel van het Italiaansche leger en werd bij een uitval uit Genua zwaar gewond en gevangen genomen, Toen hij na den slag van Marengo de vrijheid herkregen had, aanvaardde hij het opperbevel in Piémont, waar hij met wijze gematigdheid de uitbarstende oproerigheden wist te beteugelen.
In 1802 zag hij zich benoemd tot kolonel-generaal der consulaire garde en voerde van 1803—1805 het kommando over de troepen in het kamp van Boulogne. Na de troonsbeklimming van Napoleon I ontving hij den maarschalksstaf. Ook van 1805 tot 1807 voerde hij het bevel over een armeekorps, werd na den Vrede van Tilsit tot hertog van Dalmatië verheven en aanvaardde het opperbevel over de centraal-armee in Spanje. Hier bragt hij den opstandelingen herhaalde nederlagen toe, leverde den 16den Junij 1816 aan het Britsche leger den bloedigen slag bij Coruna, trok in het begin van Maart over de Minho en verdreef het Britsch-Portugésche leger naar Oporto.
Nadat hij Jourdan was opgevolgd als chef van den generalen staf, versloeg hij den 12den November 1809 het Spaansche leger bij Ocana, veroverde in 1810 Sevilla en verjoeg de Spanjaarden naar Cadix. Den 11dcn Maart 1811 veroverde hij Badajoz en leverde den 16den Mei den Engelschen en Portugézen den slag aan de Albuéra. In 1813 had hij in Duitschland geen bepaald kommando, maar in den slag van Groszgörschen voerde hij, in plaats van Bessières, het bevel over de infanterie der garde en bij Bautzen over het centrum.
Na den slag bij Vittoria zond Napoleon hem met onbepaalde volmagt naar Bayonne, om een einde te maken aan het voorwaarts rukken van Wellington. Hoewel deze 100000 man onder zijne bevelen had en Soult naauwelijks 60000, meest recruten, drong laatstgenoemde tegen het einde van Julij op nieuw door in Spanje, maar werd bij Cubiry (27 Julij) met groot verlies teruggeslagen. Eene tweede poging om verder te trekken eindigde met zijne nederlaag bij Irun en met zijn terugtogt naar Bayonne. Hoewel hij den 27sten Februarij 1814 den slag bij Orthez verloor, leverde hij Wellington den 10den April met naauwelijks 20000 man den bloedigen slag van Toulouse. Eerst op den 12den ontruimde hij deze stad en sloot, zich tevens aan den Koning van Frankrijk onderwerpend, eene week daarna een wapenstilstand. Lodewijk XVIII benoemde hem tot gouverneur der 13de militaire divisie, en den 3den December van dat jaar, in plaats van Dupont, tot minister van Oorlog.
Toen Napoleon den 1sten Maart bij Fréjus aan land stapte, nam Soult zijn ontslag, begaf zich naar zijn landgoed bij St. Cloud, verscheen eerst op eene herhaalde uitnoodiging bij den Keizer en aanvaardde den 11den Mei de betrekking van chef van den generalen staf. In de veldtogten van Ligny en Waterloo bevond hij zich aan de zijde van Napoleon, belastte zich, toen deze te Laon het leger verliet, met het opperbevel en bestuurde den terugtogt tot aan Soissons.
Door de Koninklijke ordonnantie van 12 Januarij 1816 uit Frankrijk verbannen, begaf hij zich naar Düsseldorf, ontving in 1819 verlof om terug te keeren werd in 1821 weder onder de maarschalken opgenomen en zag zich in 1827 tot pair benoemd. Lodewijk Philips belastte hem den 18den November 1830 met de portefeuille van Oorlog; hij behield haar een viertal jaren en werkte niet weinig mede tot bevestiging van den Julij-troon.
Na den dood van Périer (1832) werd hij voorzitter van het Kabinet en had een aanmerkelijken invloed op de persoonlijke staatkunde des Konings. In 1839 aanvaardde hij na den val van Molé op nieuw het voorzitterschap van het Kabinet tegelijk met de portefeuille van Buitenlandsche Zaken, maar dat vrijzinnig bewind bezweek reeds in 1840.
Na het aftreden van Thiers den 29sten October 1840 liet Soult zich bewegen, nogmaals de portefeuille van Oorlog en het presidentschap te aanvaarden, maar legde in 1846 eerstgenoemde en een jaar daarna laatstgemelde neder, en werd tot maréchal général de France benoemd. Hij overleed den 26sten November 1851 op zijn kasteel te St. Amans.
Zijne belangrijke verzameling van schilderijen, in Spanje bijeengebragt, bleek bij den verkoop eene waarde te hebben van nagenoeg 1½ millioen francs. Soult was niet kunstmatig ontwikkeld of beschaafd, maar bezat een schranderen blik, groote dapperheid en eene grenzelooze eerzucht.
— Zijn zoon Napoléon Soult, hertog van Dalmatië, geboren in 1801, diende onder de Restauratie bij den generalen staf en betrad in 1830 de diplomatieke loopbaan. Hij was eerst Fransch gezant in Nederland, daarna te Turijn en bekleedde sedert 1844 die betrekking te Berlijn.
Vóór de Februarij-omwenteling was hij lid van de Tweede Kamer, doch in 1850 nam hij zitting in het Wetgevend Ligchaam en streed hier voor de belangen van het Huis Orleans. Na den staatsstreek van 2 December 1852 keerde hij tot het ambteloos leven terug en overleed den 31sten December 1857. Hij heeft in 1854 de „Mémoires” van zijn vader in 3 deelen in het licht gegeven.
— Een broeder van den maarschalk , namelijk Pierre Bénoît Soult, geboren den 20sten Julij 1770 te St. Amans, diende desgelijks bij het leger gedurende de Republiek en het Keizerrijk, klom op tot den rang van luitenant-generaal, en overleed te Tarbes den 7den Mei 1843.