Schadeloosstelling of schadevergoeding. Schade noemt men alle verlies, alle nadeel, ondervonden met betrekking tot persoon of goederen. Het onderzoek naar het regt van schadevergoeding vormt een der belangrijkste hoofdstukken van de regtswetenschap en heeft tot eenige vaste regels geleid. Men kan aannemen, dat ieder, die schade toebrengt of oorzaak van schade is, deze vergoeden moet.
De schade alzoo, door eigen toedoen of ten gevolge van overmagt geleden, is onvatbaar voor vergoeding. Het is evenwel niet genoeg, dat er schade is toegebragt; de vordering tot vergoeding aan de eene zijde en de verpligting tot vergoeding aan de andere moeten ook op een vasten grondslag berusten. De wet en de overeenkomst alleen kunnen daaraan regtsgevolg verleenen. De wet heeft voogden, curators, bewindvoerders en anderen aansprakelijk gesteld voor de schade, die zou kunnen voortvloeijen uit hunne onwettige handelingen of verzuimen, terwijl zij de verpligting tot vergoeding heeft verbonden aan de schade, veroorzaakt door ’s menschen toedoen. De gehoudenheid daartoe wordt in onze wet genoemd: „verbindtenis die uit kracht der wet geboren wordt”. Zij werd in het Romeinsch regt onderscheiden in „obligatio quasi ex contractu”, en „quasi ex delicto”. Tot de eerste behoort de gehoudenheid van hem, die zonder lastgeving iemands zaken waarneemt (negotiorum gestio), tot vergoeding der schade, door zijne schuld en nalatigheid veroorzaakt, — voorts het regt om terug te vorderen wat onverschuldigd betaald is.
Men is in de tweede plaats verantwoordelijk voor de schade, door moedwil, onvoorzigtigheid of nalatigheid (dolus ex culpa) aan een ander toegebragt. Het doet er niet toe, of die onregtmatige daad strafwaardig zij in het oog van den strafregter; de vordering tot vergoeding strekt alleen ter bekoming van een aequivalent voor het geleden verlies. De burgerlijke regter beoordeelt haar, en de voeging der benadeelde partij is in onze wet niet dan bij wijze van uitzondering toegelaten. Eindelijk staat men niet enkel in voor ’t geen men in persoon bedreef, maar ieder blijft verantwoordelijk voor de daden van hen, die onder zijn opzigt staan, of voor de schade, te weeg gebragt door zaken, die men beheert. De gevallen, waarin dit kan plaats hebben, zijn in onze wet uitvoerig omschreven. Hij, die zich bij overeenkomst heeft verbonden, is aansprakelijk voor de schade, uit het niet nakomen daarvan van zijne zijde ontstaan (obligatio ex contractu); de regtsvordering en de gehoudenheid worden dus hier geregeld door overeenkomst en wet.
De uitgebreidheid der schadevergoeding hangt af van omstandigheden en van de bepalingen der wet of der overeenkomst. Zij betreft of de onmiddellijke schade (damnum emergens) of ook de winstderving (lucrum cessans). Indien de vergoeding alleen in de wet of bij de overeenkomst is voorgeschreven, zal de regter daarover moeten beslissen. Ofschoon in de meeste gevallen de schadevergoeding zich laat omschrijven door een geldelijk bedrag, hetgeen bijv. altijd plaats heeft bij het niet nakomen van verbindtenissen, die de betaling eener zekere geldsom betreffen, waar de vergoeding enkel bestaat in de voldoening van de wettelijke interessen, zoo is geld of geldswaarde in sommige gevallen ontoereikend, om de geledene schade te herstellen, bijv. bij het nadeel, door hoon en laster in eer en goeden naam geleden. De beleedigde partij bekomt dan volgens onze wet de bevoegdheid, op kosten van hem, die haar aanrandde, het vonnis te doen openbaar maken, waarbij is verklaard, dat de gepleegde daad honend, lasterlijk of beleedigend is, tenzij de laatste mogt verkiezen de beleedigde partij in het openbaar om verschooning te vragen. — Verzuim of nalatigheid, bijv. van ’t geen in het belang van de gezondheid of openbare orde is voorgeschreven bij verordening of maatregel van policie, brengt, behalve de daarop gestelde straffen, dikwijls gehoudenheid mede tot vergoeding der daardoor veroorzaakte schade. Ten slotte zij vermeld, dat in sommige gevallen het toebrengen van schade gestraft wordt, ook al vordert de benadeelde partij geene vergoeding, bepaaldelijk wanneer de orde der maatschappij of de rust en veiligheid der ingezetenen er door bedreigd worden of benadeeld zijn. In den Code Pénal worden onderscheidene gevallen opgenoemd, waarin iemand wegens het toebrengen van schade aan gebouwde of ongebouwde eigendommen, aan te velde staande vruchten, aan koopwaren enz. aan geregtelijke vervolging is blootgesteld. Zoo wordt het vervalschen van koopwaren, een gewoon verschijnsel in onzen tijd en op zich zelf reeds uit anderen hoofde strafbaar, veel zwaarder gestraft, indien daartoe schadelijke bestanddeelen zijn gebezigd, die de gezondheid der koopers in gevaar brengen.