Savonarola (Girolamo), een beroemd Italiaansch hervormer en de telg van een aanzienlijk, te Padua gevestigd geslacht, werd geboren den 21sten Februarij 1452 te Ferrara, ontving eene geleerde opvoeding en legde zich met ijver toe op de scholastieke wijsbegeerte van Thomas Aquinas. Zijn ernstig karakter maakte hem afkeerig van de ijdelheden der wereld, en zijne sombere gemoedsstemming werd nog verhoogd door eene ongelukkige liefde, zoodat hij zich den 25sten April 1475 te Bologna in een klooster begaf. Hier vergewiste hij zich van den treurigen toestand van het godsdienstig leven en ontving er aanleiding tot zijn gedicht: „Over het verval der Kerk”. De oorlog bragt hem in 1482 naar Florence, waar hij in het klooster van San Marco zijn intrek nam, en vanhier reisde hij rond, om overal zielschokkende predicatiën te houden tegen de ondeugden der wereld en de gebreken der Kerk.
In 1490 keerde hij op verzoek van Lorenzo dei Medici naar Florence terug en zag er zich gekozen tot prior van laatstgenoemd klooster. Nu legde hij als leeraar, schrijver en prediker eene ongemeene werkzaamheid aan den dag, en bleef met kracht aandringen op vurige gebeden, verbonden met de werken des geloofs en der liefde, terwijl hij het onbeduidende der uitwendige godsvereering aanwees. Zonder eenige verschooning ontsluijerde hij de gebreken in de staatkunde en in het kerkelijk leven en eischte de vrijheid der volkeren als een onvervreemdbaar regt. Doch eerst bij de komst der Franschen in Italië en bij het verdrijven der Medici (1494) nam zijne grootste politieke bedrijvigheid een aanvang. Hij wilde Kerk en Staat vereenigen en tot eene theocratisch-republikeinsche, op volkssouvereiniteit gevestigde gemeente zamensmelten. Zijne aanhangers, die hem als een profeet vereerden, ontvingen wegens hunne naauwgezette, ernstige levenswijs den naam van frateschi (geestelijke broeders) of piagnoni (huilebalken), terwijl hunne aristocratische tegenstanders dien van arrabiati (dollemans) droegen, onder welke vooral de compagnacci (eenvoudige gezellen) met bitteren haat tegen Savonarola waren vervuld. Niet minder groot was jegens hem de vijandige gezindheid der geestelijken. zijne strafpredicatiën veroorzaakten, dat te Florence wetten werden uitgevaardigd ter beteugeling van in het oog loopende ondeugden en tot handhaving van tucht en goede zeden. Kaart- en dobbelspelen werden verboden, de ligte vrouwen verbannen, ergernisgevende schilderijen, muziekinstrumenten, aanstootelijke boeken, bijv. de „Decamerone” van Boecaccio, onder het zingen van psalmen openlijk verbrand enz.
Paus Alexander VI wilde aanvankelijk den hervormer langs den weg der minnelijke schikking tot zwijgen brengen en liet hem zelfs den cardinaalshoed aanbieden, maar Savonarola wees dien met verontwaardiging van de hand. Hierop werd hij ter verantwoording geroepen naar Rome, terwijl men hem het houden van predicatiën verbood. Savonarola bekreunde zich zoo min om het een als om het ander, maar zocht in een brief aan den Paus de tegen hem ingebragte beschuldigingen te ontzenuwen. De door den Paus geëischte uitlevering van Savonarola werd door de Signoria geweigerd, doch weldra gaf de wisseling der bestuursleden te Florence de magt in handen van de vijanden des Hervormers, zoodat het genootschap der compagnacci het besluit nam, hem op den Hemelvaartsdag in 1497 op den kansel te vermoorden. Hij werd echter in den daardoor ontstanen oploop door de kloekheid zijner vrienden gered. De Signoria echter vond nu goed, hem het prediken te verbieden, en de Paus sprak den 12den Mei den banvloek over hem uit. Nu hield Savonarola zich bezig met het opstellen van zijn geschrift: „De zegepraal des Kruises”, en reeds in Februarij 1498 beklom hij weder den kansel, om heviger dan ooit de verdorvenheid der R. Katholieke Kerk aan te tasten, terwijl hij in brieven de Koningen opriep tot een vrij concilie. Intusschen had hij vooral onder de Franciscaner monniken erge vijanden gemaakt, en toen een monnik van het klooster San Marco, fra Domenico, aanbood, dat hij door het vuur zou gaan, ten bewijze dat de leeringen en voorspellingen van Savonarola waarheid behelsden, bijaldien iemand van de tegenstanders zich aan diezelfde proef wilde onderwerpen, nam een Franciscaner monnik de uitdaging aan, doch dit godsoordeel werd niet gehouden, omdat Domenico eene hostie wilde medenemen door het vuur.
Het volk, hetwelk in de verwachting, dat ter gunste van Savonarola een wonder geschieden zou, in grooten getale was zamengevloeid, begon nu aan zijne goddelijke zending te twijfelen, en zoodoende erlangden de compagnacci de zegepraal. Den volgenden dag (8 April 1498) werd het klooster van San Marco stormenderhand ingenomen, Savonarola geboeid naar het paleis der Signoria gebragt en voor eene regtbank gesteld, welke uit tegenstanders van den beschuldigde bestond. Om hem bekentenissen af te persen, gebruikte men foltertuigen, en men schroomde niet het protocol der verhooren te vervalschen, toen hij herriep, wat hij onder de onlijdelijke smarten eener elf dagen voortgezette pijniging verklaard had. Doch zelfs dit schandelijk bedrijf gaf geen genoegzamen grond tot zijne veroordeeling. De Paus echter, aan wien de procésstukken werden medegedeeld , sprak het doodvonnis over hem uit als ketter, scheurmaker, kerkbestrijder en volksverleider.
Hij liet den eisch van uitlevering varen en stelde zich tevreden met het zenden van twee commissarissen, die het vonnis naar Florence moesten overbrengen en de voltrekking bijwonen. Deze deden den ongelukkige nogmaals pijnigen, en daarna bepaalde de Signoria, dat hij met zijne medestanders Domenico da Pescia en Silvestro Maruffi eerst geworgd en daarna verbrand zou worden, ’t geen geschiedde op den 23sten Mei 1498. Eene verzameling zijner werken, hoofdzakelijk van wijsgeerigen en stichtelijken inhoud, verscheen te Lyon in 1633—1640 in 6 deelen en in 1845 in 4 deelen. In 1875 verrees te Ferrara een marmeren standbeeld ter zijner eer.