Oploop
m., 1. het te hoop lopen, het onrustig samenlopen van een menigte, samenscholing : een oploop veroorzaken ; — (concr.) te hoop gelopen menigte ; — een oploop achter zich hebben, zich zo gedragen, dat men door veel mensen nagezien en gevolgd wordt; 2. opzwelling: oploop van bloed; 3. (...lopen) (scheepsb.) voortzet...