Sapotaceën is de naam van eene tweezaadlobbige plantenfamilie uit de orde der Diospyrinen. Zij omvat boomen en heesters, die meestal van melksap voorzien zijn, met afwisselende, gave, kort gesteelde, lederachtige, van boven glanzige, van onder behaarde bladeren zonder steunbladen, met volkomene, regelmatige bloemen, alleen of opgehoopt op okselstandige bloemstelen geplaatst. De kelk is 4tot 8-slippig, de bloemkroon, op den bloembodem geplaatst, éénbladig, afvallend, met een dergelijk (zelden met een twee- of drievoudig) aantal slippen als men bij den kelk opmerkt. De meeldraden zijn in de buis of keel der bloemkroon ingeplant.
Behalve de vruchtbare meeldraden, in dergelijken getale als de bloemkroonslippen voorhanden, vindt men er gewoonlijk evenzooveel zonder helmknoppen. De vrije, priemvormige meeldraden dragen 2-hokkige, overlangs openspringende helmknoppen. Het vruchtbeginsel is bovenstandig, zittend en veelhokkig, en ieder hok bevat aan de basis van den binnenhoek een anatropen zaadknop. De enkelvoudige stamper heeft een gaven of flaauw gelobden stempel. De vrucht is eene veel- of éénhokkige bes met éénzadige hokken. De zaden hebben eene harde schaal, weinig kiemwit en eene regte kiem. Deze familie telt in 12 geslachten omstreeks 90 soorten, en de meeste van deze dragen eetbare, smakelijke vruchten en veel olie in het zaad.
