Reyscher (August Ludwig), een verdienstelijk regtsgeleerde, geboren den 10denn Julij 1802 te Unterriexingen in Würtemberg, studeerde te Tübingen, gaf eene volledige verzameling der Würtembergsche wetten in het licht en werd in 1829 privaatdocent, in 1831 buitengewoon en in 1837 gewoon hoogleeraar te Tübingen. Met onvermoeiden ijver bestreed hij de reactie en het absolutismus, de Karlsbader Besluiten, de voorregten van den adel, de grondwetschennis van den Koning van Hannover enz. In 1848 was hij lid van het Voorloopig Parlement en van den Würtembergschen Landdag. Wegens zijn verzet tegen de ongrondwettige handelwijze van het ministerie verloor hij in 1851 het hoogleraarsambt en werd als regéringsraad naar Ulm verplaatst, doch hij nam zijn ontslag en vestigde zich als pleitbezorger te Kannstatt.
In 1858 werd hij weder volksvertegenwoordiger, bestreed met goed gevolg het concordaat en werd in 1859 een der stichters van de Nationale Vereeniging. In 1871 zag hij zich gekozen tot lid van den Rijksdag, doch legde in 1872 zijn mandaat neder. Thans woont hij ambteloos te Kannstatt. Hij schreef voorts: „Ueber die Symbolik des germanischen Rechts (1853)”, — „Das gemeine und würtembergische Privatrecht (2de druk, 1846—1848, 3 dln;”, — „Würtembergische Geschichte und Uebersicht seiner Verfassung und Gesetzgebung (1861)”, — „Die Rechte des Staats an den Domänen und Kammergütern (1863)”, — en „Die Ursachen des deutschen Kriegs und seine Folgen (1867)”. Ook redigeerde hij met Wilda het „Zeitschrift für deutsches Recht (1839— 1861)’’.