Rapoport (Salomo Jehoeda), een uitstekend Israëlietisch geleerde, geboren te Lemberg in 1790, legde zich reeds vroeg met alle krachten toe op de kennis van het Oude Testament en van den Talmud en was in den aanvang dezer eeuw een ijverig voorstander van de door Mendelssohn bevorderde hervorming van den Israëlietischen stam in Polen. Hij maakte zich bekend met de voornaamste werken der Duitsche schrijvers, leerde Fransch en opende zich den toegang tot de geschriften der Ouden. Daarenboven volhardde hij in de studie der Hebreeuwsche letterkunde, hoewel hij aan dat alles slechts de weinige vrije uren besteden kon, die hij als boekhouder op een handelskantoor ter beschikking had.
Sedert 1820 gaf hij eene reeks van zorgvuldig bewerkte levensbeschrijvingen van beroemde geloofsgenooten in het licht, die eerst in een jaarboek en daarna in een tijdschrift werden opgenomen. Hij leverde voorts het bewijs, dat de Talmud eene rijke bron is voor geschiedenis, oudheid- en taalkunde, vooral door zijne geschriften over rabbi Jehoeda Ha-nassi, over het Alexandrijnsche tijdperk enz., 7 deelen vormende van zijne „Talmüdisch-rabbinische Encyklopädie (1852)”. Nadat hij in 1837 als arrondissementsrabbijn te Tarnopol was geplaatst, zag hij zich in 1840 benoemd tot rabbijn te Praag, waar hij, behalve reeds genoemde, onderscheidene belangrijke geschriften ter perse zond.