Rahbek (Knud Lyne), een Deensch dichter en schrijver, geboren te Kopenhagen den 18den December 1760, voltooide zijne studiën aan de universiteit aldaar, trad als student reeds als schrijver op, volbragt in 1782 eene reis naar Duitschland en Parijs en stichtte na zijn terugkeer in 1786 met Pram het maandschrift: „Minerva”, hetwelk een grooten invloed had op de Deensche letterkunde. Na eene tweede reis door Duitschland werd hij benoemd tot professor in de aesthetiek en deed in 1791 het weekblad: „Den danske Tilskuer” in het licht verschijnen, waarin op luimigen trant de gebeurtenissen van den dag werden besproken. In 1794 legde hij zijn professoraat neder en werd leeraar in de geschiedenis aan eene bijzondere school.
Sedert 1805 bestuurde hij ook eene op zijn aandringen te Kopenhagen gestichte tooneelschool, verwisselde in 1816 die betrekking met zijn voormalig professoraat, werd daarna hoogleeraar in de Deensche taal en letterkunde, en overleed den 20sten April 1830. Van zijne talrijke geschriften vermelden wij: „Poetiske Forsög (1695),’,— „Dansk Läsebog etc. (1791— 1804, 2 dln)", — „Bidrag til den danske Digtekunsts Historie (1800—1808, 4 dln, met Nyerup)", — „Udsigt over dansk Digtekunst under Kong Frederik V (1819)”, — hetzelfde onder „Christian VI (1828)”, — „Samlede Fortällingar (1804—1814, 4 dln)”, — „Samlede Skuespil (1809—1813)”, — „Om Skuerspillerkunsten (1809)”, — „Om Holberg som Lystspildigter (1815—1817, 3 dln)”, — „Nordeske Fortällingar (1819—1821, 2 dln)”, — en „Erindringer af mit Liv (1824—1829, 5 dln)”.