Phytelephas Ruiz et pav., ivoorpalm of steennootpalm is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Palmen. Het komt sterk overeen met de Pandaneën en heeft slechts ééne bekende soort, namelijk P. macrocarpa RUIZ et Pav., die op het vaste land van Zuid-Amerika tusschen 9° N. B. en 8° Z. B. en tusschen 70 en 79° W. L. van Greenwich vooral op vochtige plaatsen groeit en doorgaans digte bosschen vormt. De stam, ter lengte van 6 Ned. el, is steeds naar den grond gebogen, van luchtwortels voorzien en verheft zich zelden hooger dan 2 Ned. el. De top draagt 12—20 vinspletige, omstreeks 6 Ned. el lange bladeren, en de bloeiwijze der mannelijke plant is een enkelvoudige, vleezige, rolronde kolf met in 3 of 4 scheeden digt opeenstaande bloemen.
De vrouwelijke bloeiwijze is desgelijks een kolf met een digten bundel van 6 of 7 bloemen. Hieruit ontwikkelt zich de vrucht als eene verzameling van 6 of 7 steenvruchten met een gewigt van 12 Ned. pond. De steenvruchten zijn van buiten met harde, houtige bulten bezet en ieder telt gewoonlijk 7 zaden. Deze laatsten bevatten in onrijpen toestand eene heldere, smakelooze vloeistof, waarmede reizigers hunnen dorst lesschen, en vervolgens eene weeke massa, waarvan men met water en suiker een smakelijken drank bereiden kan. In rijpen toestand echter zijn de zaden zoo hard als steen, en komen sedert 1826 onder den naam van plantaardig ivoor, steen-, tagua- of corusconoten in den handel. Allerlei voorwerpen, zooals manchetknoopen, rottingknoppen, sigarenpijpen enz., worden er van vervaardigd. De eenige fabriek van steennootvoorwerpen in ons Vaderland bevindt zich te Veendam.