Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Pastoret

betekenis & definitie

Pastoret (Claude Emanuël Joseph Pierre, marquis de), een verdienstelijk Fransch geleerde en staatsman, geboren te Marseille den 25sten October 1756, studeerde te Aix in de regten en werd in 1781 raadsheer in het Cour des aides te Parijs en in 1788 rekwestmeester en directeur-generaal van geschiedkundige zaken met betrekking tot staatkunde en wetgeving. Bij het begin der Revolutie was hij meermalen voorzitter der kiescollégiën te Parijs en zag er zich gekozen tot afgevaardigde naar het Wetgevend Ligchaam, waar hij eerlang den voorzittersstoel bekleedde. Op zijn voorstel werd de kerk van Ste Généviève in een Panthéon herschapen. Na de bewegingen van 20 Junij 1792 verscheen hij echter alleen ter vergadering, om het koningschap in bescherming te nemen, zoodat hij weldra het land moest verlaten en eerst na den val van het Schrikbewind terugkwam.

Zijne koningsgezinde oppositie in den Raad van Vijfhonderd noodzaakte hem op nieuw tot de vlugt, die hem tot na den 18den Brumaire uit zijn vaderland verwijderd hield. Daarop werd hij hoogleeraar in het natuur- en volkerenregt aan het Collége de France, nam vervolgens zitting in het Conseil général voor weldadige instellingen en in 1809 in den Senaat, maar weigerde als secretaris van dit ligchaam in 1814 mede te werken tot de afzetting van Napoleon. Niettemin benoemde Lodewijk XVIII hem in 1815 tot pair van Frankrijk. In 1820 werd hij vice-president van de Kamer der Pairs, in 1826 minister zonder portefeuille en in 1829 kanselier van Frankrijk. Hij nam echter bij de Julij-omwenteling (1830) zijn ontslag, leidde een ambteloos leven, werd in 1834 voogd der kinderen van den hertog van Berri, en overleed te Parijs den 28sten September 1840. Hij was sedert 1785 lid der Académie.

Van zijne geschriften vermelden wij: „Théorie des lois pénales (1790, 2 dln)”, — en „Histoire de la législation des anciens (1811—1837, 11 dln)”. — Zijn zoon Amédee David, geboren te Parijs den 2den Januarij 1791, werd na de Restauratie kamerheer van den hertog van Berri en rekwestmeester bij den staatsraad. Tijdens de Julij-dynastie was hij een van de leiders der Legitimisten, doch verliet daarna het staatkundig tooneel. Als een aanhanger der oudere Bourbons bestuurde hij de goederen van den graaf van Chambord, koos voorts de zijde van Napoleon III en zag zich in 1852 tot senator benoemd. Hij overleed den 19den Mei 1857. Sedert 1823 was hij lid van het Instituut, en van zijne dichterlijke voortbrengselen noemen wij: „Les troubadours (1813)”, — en „Claire Catalanzi (1838, 2 dln; 2de druk, 1847)”.

< >