Oribasius, een Grieksch geneesheer uit Pergamum of Sardes, leefde in de jaren 326-403 na Chr., was een leerling van den Alexandrijnschen wijsgeer Zeno van Cyprus, en werd quaestor te Constantinopel en lijfarts van keizer Julianus de Afvallige.
’s Keizers opvolgers Valens en Valentinianus zonden Oribasius in ballingschap, maar hij werd later teruggeroepen. Op bevel van Julianus vervaardigde Oribasius uit de werken van Galenus en van onderscheidene Grieksche artsen een geneeskundig handboek in 70 boeken („Synagogia iatrike”), waaruit hij 20 jaar later voor zijn zoon Eustathius een verkort overzigt (synopsis) in 9 boeken zamenstelde.
Slechts enkele boeken zijn in de Grieksche taal bewaard gebleven; daarvan zijn onder den titel: „Medicinalia collecta” de eerste 2 boeken door Grüner (1782, 2 dln), — de boeken 1-15 door Matthaï in zijne „Veterum clarorum medicorum varia opuscula (1808)”, — boek 43, 45 en 48-50 door Mai in zijne „Classici doctores ex Vaticanis codicibus editi, (1831, 4 dln)” uit handschriften in het licht gegeven. Daarenboven vindt men in de verzameling van Cocchi („Graecorum Chirurgorum libri, 1764”) het 46ste, 47ste, en fragmenten van het 48ste en 49ste boek in ’t Latijn in „Vidi Vidii chirurgia (1544)”.
De meeste boeken kent men alleen uit eene Latijnsche vertaling, door Rosarius onder den titel: „Oribasii opera omnia (1557, 3 dln)” ter perse gelegd en door Stephanus in „Medicae artis principes (1567, 2 dln)” herdrukt. De volledigste uitgave is die van Bussemaker en Daremberg (1852-1876, 6 dln)”.