Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Oratorium

betekenis & definitie

Oratorium of bidvertrek noemt men in het algemeen, in de R. Katholieke Kerk, iedere kamer of zaal, welke, van crucifix, altaar enz. voorzien, den geloovigen gelegenheid aanbiedt, om hunne gebeden uit te storten. Alleen de bisschop kan vergunning geven, om aldaar de mis te lezen.

Een oratorium is voorts een muzikale kunstvorm, bestaande uit vocaal- en instrumentaal muziek. Het versmaadt de hulpmiddelen van het tooneel, zoodat het zich daarin van de opera onderscheidt en als eene uitbreiding der cantate kan worden beschouwd. Die uitbreiding bestaat niet slechts in aanmerkelijke grootte, maar vooral ook is de opneming van dramatische bestanddeelen, waardoor het wederom tot de opera nadert. De stof van het oratorium is in den regel ontleend aan den inhoud des Bijbels, somtijds aan de levensgeschiedenissen der Heiligen, doch ook wel aan de natuur, de fabelleer of de ongewijde historie.

Als voorbeelden van laatstgenoemden vermelden wij: „De jaargetijden” van Haydn, „Acis en Galatea” van Händel, „Johannes Husz” van Löwe, en „Paradies und Peri” van Schumann. Men heeft alzoo een Bijbelsch en een wereldlijk oratorium.

De voorloopers van het oratorium waren de bedevaartsliederen uit de dagen der Kruistogten, alsmede de mystériespelen, — voorts de Bijbelsche spelen uit het oude Testament (figurae) en uit het Nieuwe Testament (vangeli), de voorstellingen van legenden (exempla) en van allegorische personen (tropi). Toen voorts tegen het einde der 16de eeuw de wereldlijke opera optrad, poogde men van de zijde der geestelijkheid ingang te verschaffen aan het Bijbelsche drama. Dit ondernam de heilige Neri (1540-1595) met de hulp van den componist Emilio del Cavaliere. Hij hield in eene bidzaal (oratorium) stichtelijke vergaderingen, waarin hij de gewijde geschiedenis uitlegde, terwijl hij den indruk zocht te verhoogen door het doen zingen van veelstemmige liederen (laudi), door ’s Pausen kapelmeester Giovanni Animuccia gecomponeerd.

Later ontstonden de stichtelijks drama’s, welke op een tooneel werden vertoond, doch eenigen tijd daarna regelde men de uitvoering daarvan op de wijze van een concert. Muziekstukken in dien trant werden vervaardigd door Stradella, Carissimi, Scarlatti, Clari, Sacchini, Jomelli, Pergolese enz., voorts inzonderheid door vele Engelsche componisten.

Eerst Händel bragt het oratorium tot een hoogen trap van volkomenheid, zoodat men hem eigenlijk den schepper van dezen kunstvorm mag noemen. Krachtig werd hij ter zijde gestaan door Sebastian Bach. Die beide mannen zijn ongeëvenaarde genieën op het gebied der Protestantsche kerkmuziek. Bach nam het koraal, als het lied der gemeente, in zijne werken op, hetwelk in die van Händel niet gevonden wordt.

Na het tijdperk van die beide groote meesters verbande het rationalismus de kracht van geloof en gevoel, welke zich bij hen op eene wegslepende wijze openbaarde, zoodat het oratorium geene uitstekende beoefenaars vond tot op de dagen van Haydn, die in zijne „Schepping” en „Jaargetijden” onvergankelijken roem verwierf. In zijne voetstappen trad Beethoven met „Christus bij den Olijfberg.” Andere groote meesters op dit gebied waren voorts: Schneider, Klein, Spohr, en vooral Mendelssohn Bartholdy en Schumann.

< >