Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Omberspel

betekenis & definitie

Het Omberspel of hombrespel wordt gespeeld met 40 kaarten, daar de acht,negen en tien van elke kleur ontbreken, en door drie personen, terwijl gewoonlijk een vierde persoon stil zit. De eerste troef is spadille (schoppen aas), de tweede manille (in de zwarte kleur de twee en in de roode de zeven), de derde basta (klaveren aas) en de vierde ponto (in de zwarte kleur de heer en in de roode het aas). Daarna hebben in het zwart de kaarten ongeveer de gewone rangwaarde, terwijl in het rood op heer, vrouw en boer de kaarten van twee tot zeven in rang afdalen.

Heer en vrouw worden mariage en met den boer de huishouding genaamd. In het rood is het aas van de kleur, waarin gespeeld wordt, de ponto, terwijl het andere aas alsdan plaats neemt tusschen den boer en de twee. De 3 hoogste troeven en de daarop in rang volgende noemt men matadors, — eene volgorde, die met manille begint, heet men faux matador.

Nadat bepaald is, wie geven zal, ontvangt ieder 9 kaarten en de regterbuurman van den gever zit vóór de hand. De stok (de overblijvende 13 kaarten) wordt bedekt op de tafel neergelegd. Inmiddels wordt door den linkerbuurman van den gever een ander spel doorgeschud en onbedekt op tafel gelegd; de kleur der zigtbare kaart noemt men favorite.

De speler vóór de hand moet zich het eerst verklaren. Ziet hij kans om 2½: trek te maken, dan vraagt hij. Wordt de vraag toegestemd, dan ruilt hij van de stokkaarten zooveel in als hij meent noodig te hebben om het spel te winnen, terwijl daarna de overige 2 spelers van de overblijvende kaarten zooveel bekomen als zij verlangen.

Heeft iemand spadille en basta, dan noemt men dit gasco. Wil hij hiermede spelen, dan keert zijn buurman ter linkerhand eene kaart om van den stok ter aanwijzing van den troef, waarna hij van de overige 12 kaarten zooveel inruilt als hij noodig acht, en de rest verdeelt onder zijne medespelers.

Ziet iemand kans om 5 trekken te halen, dan speelt hij sans prendre (zonder inruiling), waarna de beide andere spelers den stok kunnen verdeelen.

De speler, die annonceert, heet omber of omberaar. Hij moet de meeste trekken maken, anders is hij codille, met uitzondering van de gevallen, waarin één medespeler evenzeer 4 trekken haalt als hij (remise) of als ieder speler 3 trekken krijgt (remise royal). Gasco gaat boven eene vraag, en sans pendre boven gasco, en bij verschillende vragen of sans prendre’s heeft het spelen in de favorite de voorkeur.

Bij winnen of verliezen wordt gewoonlijk betaald voor eene vraag 1, — voor gasco 2 — en voor sans prendre 3 fiches. Voor ieder matador, dien een speler meer heeft dan 2, bekomt hij één fiche. Maakt hij de vijf eerste trekken, dan heeft hij premières, en dat kost één fiche aan de tegenspelers. Maakt hij alle trekken, dan heeft hij vole, die met 4 fiches boven het espel en de matadors wordt betaald. Annonceert men vole, dan ontvangt men 6-maal het bedrag van sans prendre. Heeft een speler de eerste 5 trekken gemaakt, dan kan hij door het uitspelen van de zesde kaart aanduiden, dat hij doorgaat op vole. Gelijk hij bij het winnen van deze 4 fiches bekomt, moet hij er bij het verliezen 4 betalen. De geldswaarde van ieder fiche wordt vooraf bepaald.

Het omberspel eischt schranderheid, oplettendheid, berekening en oefening en is dus minder een hazardspel dan vele andere kaartspelen.

< >